Plaats van opstelling
Kies een droge ruimte waar kan worden
geventileerd.
Denk er bij de keuze van de plaats van
opstelling aan dat het energieverbruik
van het koeltoestel stijgt als u het toe-
stel dicht bij een verwarming, een for-
nuis of een andere warmtebron plaatst.
Zorg er ook voor dat het toestel niet di-
rect blootgesteld wordt aan zonnestra-
len.
Hoe hoger de omgevingstemperatuur
is, des te langer de compressor loopt
en des te hoger het stroomverbruik van
het koeltoestel.
Let bij de inbouw van het koeltoestel
bovendien op het volgende:
- Het stopcontact moet gemakkelijk
toegankelijk zijn in geval van nood.
Het mag zich dus niet achter het toe-
stel bevinden.
- Stekker en aansluitkabel van het
koeltoestel mogen niet tegen de ach-
terkant van het toestel aan komen,
omdat de stekker en de aansluitkabel
door trillingen van het koeltoestel be-
schadigd kunnen raken.
- Ook andere toestellen mogen niet
worden aangesloten op een stopcon-
tact dat zich aan de achterkant van
dit toestel bevindt.
Als het plaatsen naast een warmtebron
onvermijdelijk is, dient u de volgende
minimale afstanden tot de warmtebron
aan te houden:
- ten opzichte van elektrische of gas-
fornuizen minimaal 3 cm
- ten opzichte van olie- of kolenfornui-
zen minimaal 30 cm.
Als deze minimale afstanden niet kun-
nen worden aangehouden, moet voor
de isolatie een plaat tussen het koeltoe-
stel en de warmtebron worden gemon-
teerd.
Klimaatklasse
Het koeltoestel is bestemd voor een be-
paalde klimaatklasse (kamertempera-
tuur), waarvan de grenzen moeten wor-
den aangehouden. De klimaatklasse
wordt vermeld op het typeplaatje in de
binnenruimte van het koeltoestel.
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Een te lage kamertemperatuur heeft tot
gevolg dat de compressor gedurende
lange tijd niet werkt. Dit kan tot hogere
temperaturen in het koeltoestel leiden,
waardoor schade kan ontstaan.
Installatie
Kamertempera-
tuur
+10 tot +32 C
+16 tot +32 C
+16 tot +38 C
+16 tot +43 C
17