5.3.2 Drukloze verdeler met ketelpomp
5.3.2.1 Eén-ketelbatterij
De ketel wordt direkt weersafhankelijk voorgeregeld en
de groepen worden weersafhankelijk nageregeld, waar-
bij de stooklijn van de ketel ca. 5°C hoger ingesteld wordt
dan de hoogst vragende groep. Iedere groep krijgt een
eigen pomp. De ketelpomp verplaatst de totale water-
hoeveelheid.
Afb. 7 Drukloze verdeler met ketelpomp, één- ketel-
batterij
5.3.2.2 Meer-ketelbatterij
Voorbeeld: 1 x HR + 1 x VR-ketel met kaskade-schake-
ling en waterzijdige afschakeling van de niet in bedrijf
zijnde ketel d.m.v. een smoorklep. De ketels worden di-
rekt weersafhankelijk voorgeregeld, waarbij de stooklijn
van de ketel ca. 5°C hoger ingesteld wordt dan de hoogst
vragende groep.
Afb. 8 Drukloze verdeler met ketelpomp, meer- ketel-
batterij
Voor nadere informatie over hydraulische schema's
verwijzen wij u naar onze technische informatie
'rematic
®
'.
Opmerking:
1) Bij niet gelijke waterzijdige weerstand van ketel 1 en 2
dient de ketel met de kleinste weerstand te worden in-
geregeld met een regelventiel.
2) De kaskadeschakeling dient altijd ketel 1, de HR-ke-
tel, voorrang te geven.
5.4 Voorschriften
Bij plaatsing en bij aansluiting van de remeha Gas 2000
ECO dient rekening gehouden te worden met de vol-
gende voorschriften:
- NEN 2757
Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook van
verbrandingsluchttoestellen.
- NEN 1078
Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO 1987 en
aanvullingen.
- Richtlijnen voor aanpassing van bestaande gasinstal-
laties van sept. 1992, opgesteld door de KVGN.
- NEN 3028
Veiligheidseisen voor CV-installaties.
- NEN 1010
Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties.
- Eventuele lokale voorschriften.
- Van toepassing zijnde gedeelten van het bouwbesluit
en brandweervoorschriften.
Overal waar in dit dokument de opmerking GAVO wordt
gehanteerd, wordt bedoeld de NEN 1078 plus aanvulling
NEN 1078, uitgave 1992.
5.5 Kondensatiewaterafvoer
Het uit de HR-ketel tredende kondensatiewater, dat ge-
vormd wordt bij een retourwatertemperatuur lager dan ca.
55°C, dient naar het riool te worden afgevoerd. Gezien
de zuurgraad van dit kondensatiewater (pH 3 tot 5)
kunnen alleen harde P.V.C.-materialen als verbindings-
leiding worden toegepast.
De kondensatiewaterbak van de tweede warmtewisselaar
is voorzien van een kunststof afvoerleiding met aan het
uiteinde een P.V.C. sok Ø 32 mm inwendig. De (los
meegeleverde) sifon dient aan de sok te worden gelijmd
m.b.v. normale P.V.C. lijm en meegeleverde knie 90°
P.V.C.
Aansluiting naar keuze links of rechts. De verbinding tus-
sen sifon en kondensatiewaterafvoerleiding dient met een
P.V.C.-koppeling te worden uitgevoerd, i.v.m. een even-
tuele reparatie.
De kondensatiewater afvoerende leiding dient een af-
schot te hebben van minimaal 5 mm/m. Deze leiding
moet middels een sifon een vrije uitloop hebben op de
rioolaansluiting. Indien mogelijk moet deze sifon worden
geplaatst in een permanent 'nat' gedeelte van de riool-
aansluiting. Afvoeren van kondensatiewater op een dak-
goot is niet toegestaan met oog op bevriezingsgevaar en
aantasting van de normaal toegepaste materiaalsoorten
voor dakgoten en regenwaterafvoersystemen.
9