DE SNELHEIDSSENSOR AFSTELLEN
Als het bedieningspaneel niet de juiste gegevens
weergeeft, moet u de snelheidssensor afstellen. Als
u de snelheidssensor wilt afstellen, haalt u eerst de
stroomadapter uit het stopcontact.
Verwijder ver-
volgens de vier
aangegeven
M4 x 16mm
Schroeven met
Platte Kop (101)
en de Onderste
Achterste
Schermkap (68).
Draai vervolgens aan de Grote Katrol (21) totdat een
Katrolmagneet (104) gelijk ligt met de Snelheidssensor
(116). Draai vervolgens de M4 x 19mm Schroef (113)
iets los, schuif de Snelheidssensor iets dichter naar
de Katrolmagneet toe of verder ervan af en draai de
Schroef vast.
116
113
21
104
Steek de stroomadapter in het stopcontact en draai
even aan de Grote Katrol (21). Herhaal deze proce-
dure indien nodig tot het bedieningspaneel de juiste
informatie weergeeft. Maak de onderste achterste
schermkap dan opnieuw vast.
68
101
101
101
27
DE AANDRIJFRIEM AFSTELLEN
De aandrijfriemen moeten afgesteld worden wanneer
de pedalen slippen tijdens het stappen, ook wanneer
de weerstand tot de hoogste stand is ingesteld. Haal
eerst de stroomadapter uit het stopcontact om de
aandrijfriemen af te stellen.
Verwijder ver-
volgens de vier
aangegeven
M4 x 16mm
Schroeven met
Platte Kop (101)
en de Onderste
Achterste
Schermkap (68).
Zoek de onderste
Afstelschroef (A).
Maak de onder-
ste Afstelschroef
met vier draaien
vast; hierdoor
zal de Grote
Aandrijfriem (31)
vast gaan.
Sta op de trainer en begin korte tijd met fietsen. Als de
pedalen nog slippen, stapt u van de trainer af en zoekt
u naar de bovenste Afstelschroef (B). Maak de boven-
ste Afstelschroef met twee draaien vast; hierdoor zal
de Kleine Aandrijfriem (28) vast gaan.
Sta weer op de trainer en begin kort met fietsen. Als
de pedalen nog steeds slippen, stapt u van de trainer
af en maakt u de onderste Afstelschroef (A) met vier
slagen vast; hierdoor wordt de Grote Aandrijfriem (31)
nog vaster.
Als u de aandrijfriemen goed hebt afgesteld, maakt u
de onderste achterste schermkap weer vast.
68
101
101
101
B
28
A
31