9. RICHTLIJNEN BIJ STORINGEN
9.1 Algemeen
Hanteer het elektrisch schema (par 7.5) . Controleer de
netspanning, de gesloten stand van de thermostaten en
de eindcontacten van de smoorkleppen en de water-
niveaubeveiliging (min. waterbedrijfsdruk 1,0 bar).
9.2 Geen ontstekingsvonk
Controleer:
1. De ontstekingseenheid.
2. De ontstekingselektrode afstand.
Deze moet 3,5 ± 1 mm zijn.
9.3 Geen startvlam, wel ontstekingsvonk
Controleer:
1. De spanning naar de gasklep.
2. De gastoevoerleiding.
3. De inspuiter van de aansteekbrander op verstopping.
4. De gasleiding op eventueel aanwezige lucht.
9.4 Even hoofdvlam, daarna vlamstoring
Controleer:
1. De gastoevoerdruk.
2. De ionisatiestroom (min. 3-4 micro Ampère DC).
3. De elektrische aansluiting Fase-Nul.
remeha Gas 1020 DUO
9.5 Storingen van buitenaf
1. De gasdruk valt weg.
De beveiligingsautomaat valt in storing.
Beveiligingsautomaat ontgrendelen door de resetknop
in te drukken.
2. De netspanning valt weg. De ketel gaat uit.
Na het terugkeren van de netspanning zal de ketel
weer automatisch in bedrijf komen.
3. De netspanning wisselt. Wisselingen van meer dan
+10 of -15% veroorzaken het in storing gaan van de
beveiligingsapparatuur.
4. Rookgasterugslagthermostaat vergrendeld.
Resetknop (afb. 04, pos. 15) indrukken. Als de ketel
weer in storing gaat, het afvoersysteem controleren.
5. Waterdrukschakelaar vergrendeld.
Waterdruk controleren en eventueel water bijvullen.
6. Maximaalthermostaat vergrendeld.
Resetten en bij nieuwe storing oorzaak opsporen.
18
remeha Gas 1020