8.3.4 Vorstbeveiliging
Het toestel moet in een vorstvrije ruimte worden opge-
steld i.v.m. bevriezing van de condensafvoerleiding.
Als het c.v.-water te ver in temperatuur daalt, treedt de
ingebouwde toestelbeveiliging in werking.
Watertemperatuur (indien de externe waterpomp aange-
sloten is op de automaat):
- lager dan
7°C - circulatiepomp wordt ingeschakeld;
- lager dan
3°C - ketel wordt ingeschakeld;
- hoger dan 10°C - ketel en circulatiepomp worden
uitgeschakeld.
In vorstgevaarlijke ruimtes is het aan te bevelen een
vorstthermostaat (Tv) te plaatsen en aan te sluiten op de
klemmen 13 en 14 van de 16-polige kroonsteen.
Wanneer de vorstthermostaat inschakelt zal de circu-
latiepomp ingeschakeld worden.
8.3.5 Signaleringen
Standaard is het toestel voorzien van een centrale sto-
ringsmelding en een bedrijfsmelding. Deze signalen zijn
spanningsvoerend (24V AC).
Centrale storingsmelding
De centrale storingsmelding is beschikbaar op de klem-
men 6 en 7 van de 16-polige klemmenstrook.
Wanneer het toestel niet in storing staat zal op deze
klemmen een spanning van 24V AC worden aangebo-
den. Het beschikbaar vermogen bedraagt 4 VA en is
ruimschoots voldoende om een relais te bekrachtigen.
In geval van een vergrendelende storing, danwel span-
ningsuitval, zal de 24V spanning afgeschakeld worden.
Hiermee is een storingssignalering gecombineerd met
een zogenaamde nulspanningsbewaking.
Houdt u er, in verband met de warmteontwikkeling, reke-
ning mee dat een eventueel aangesloten relais tijdens
normaal bedrijf continu bekrachtigd is.
Bedrijfsmelding
De bedrijfsmelding kan aangesloten worden op de
klemmen 15 en 16 van de 16-polige klemmenstrook.
Ook dit is een 24V AC signaal dat geschikt is om een
relais aan te sturen. Het beschikbaar vermogen be-
draagt 4 VA.
Het 24V signaal wordt ingeschakeld tijdens de start van
de voorspoeltijd (code 1 ) en wordt gelijk met de gasklep
uitgeschakeld (code 7 of code 8 ).
22
remeha
W40/60 ECO