De evenaar
De kunststof evenaarstrip, boven op het getouw, heeft openingen van 0,5 cm. Omdat de stripjes
waaruit de evenaar is opgebouwd beginnen met een halve opening, mis je bij het gebruik van de
maximale weefbreedte één opening. In dat geval moet je in de buitenste paar openingen wat
meer kettingdraden leggen.
Voor oriëntatie bij het inleggen van de kettingdraden is het midden van de evenaar met een
viltstift gemerkt.
Het inrijgen van de schering
Rijg, ook wanneer het een linnenbinding betreft, de schering altijd door op tenminste vier
schachten. Wanneer je slechts op twee schachten inrijgt, worden met een hoge kettingspanning
de schemels en schachtlatten onnodig zwaar belast.
Wanneer je een aantal schachten niet gebruikt, blokkeer ze dan met de blokkeerpen in hun
neutrale stand.
Met de blokkeerpen kunnen de schachten in iedere stand worden vast gezet. Bij het inrijgen van
de scheringdraden is het handig de schachten per vier stuks met twee of drie gaatjes
opklimmend te blokkeren. De inrijg kan je dan steeds controleren aan het hoogte-verloop als je
de ingeregen draden strak trekt.
De aanbindlatten en het aanbinden aan de doekboom
De aanbindlatten hebben een streepje op de plaatsen waar de aanbindkoorden van de bomen
moeten zitten.
Nadat de schering is ingeregen, moet die aan de aanbindlat van de doekboom gebonden
worden. Daarbij moet de borstboom geblokkeerd zijn, omdat het anders niet mogelijk is een
gelijke spanning op alle scheringdraden te krijgen. Nadat je de veerkoorden van de
schroefkopjes onder aan de veerarmen hebt verwijderd, blokkeert de borstboom door de korte
koordjes waarmee de verende armen aan het getouw verbonden zijn.
Het instellen van de spanning op de schering
Nadat de schering aan de lat van de doekboom is gebonden, ontspan je de schering weer met
de remhendel van de scheerboom. Door de veerkoorden aan de schroefkopjes van de verende
armen te haken, kun je nu de gewenste scheerspanning instellen: Naarmate je de koorden
strakker zet, geeft dat meer spanning op de schering. Belangrijk is, dat je aan beide zijden de
veren even strak spant en de koorden dus even ver inkort.
De scheerspanning moet steeds beoordeeld worden, terwijl de verende armen ongeveer
verticaal staan. Deze armen komen naar voren als je de doekboom opboomt en draaien naar
achteren als je de remhendel van de scheerboom omhoog trekt.
Als je tijdens het weefwerk moet verder bomen, trek je eerst de remhendel omhoog, waardoor de
schering ontspant, de verende borstboom een stukje schering van de scheerboom trekt en dus
naar je toe komt. Wanneer je vervolgens de doekboom opboomt, neemt de spanning op de
schering weer toe en als de verende armen weer ongeveer verticaal staan, heeft de schering
weer dezelfde spanning als voorheen. Zo garandeert het systeem van de verende borstboom dat
het hele weefsel met dezelfde scheerspanning geweven wordt.
Wanneer je te ver hebt opgeboomd, moet je eerst de schering ontspannen door de remhendel
omhoog te trekken, dan kan je de pallen uit het palwiel van de doekboom halen en de doekboom
een stukje terug draaien. Leg de pallen weer in het palwiel en trek vervolgens de remhendel
omhoog terwijl je de scheerboom terug draait.
19