INTELLIDOX-DOCKINGMODULE
5.
Het configuratiebestand overdragen naar een module met behulp van een
USB-stick
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Configuratie-instellingen overdragen naar een detector
1.
2.
3.
4.
BW TECHNOLOGIES BY HONEYWELL
HANDLEIDING || INSTELLINGEN CONFIGUREREN MET BEHULP VAN FLEET MANAGER II
Nadat de instellingen zijn opgehaald, wordt het dialoogvenster Configuratie
5.
IntelliDoX-apparaat getoond. Het serienummer van de geselecteerde
module wordt toegevoegd aan de titelbalk van het dialoogvenster.
6.
Controleer of de configuratie-instellingen zijn bijgewerkt.
Herhaal stap 3 t/m 6 totdat de configuratie-instellingen voor alle modules zijn
gecontroleerd.
Voor aangesloten modules stuurt u het configuratiebestand over naar elke
betreffende module in de reeks.
Plaats een USB-stick in een USB-poort van uw pc. Gebruik Windows Verkenner of
Mijn computer om de USB-stick te openen en maak een nieuwe map met de naam
Systeem.
Maak het configuratiebestand. Zie Een configuratiebestand maken met Fleet
Manager IIop pagina 56.
Klik op Opslaan naar bestand. Het dialoogvenster Instellingen opslaan naar
bestand wordt getoond.
Sla het configuratiebestand op in de map Systeem op de USB-stick. Verander de
naam of de extensie van het bestand niet. Kies voor het uitwerpen van de USB-stick
uit de pc.
Plaats de USB-stick in de USB-poort van de module. Het menu Hulpprogramma
kopiëren USB-bestand wordt getoond. Druk op
kiezen en druk daarna op
Het LCD-scherm wordt geel. Een voortgangsbalk en de meldingen Stick niet
verwijderen en USB-overdracht wordt uitgevoerd worden afwisselend getoond
terwijl het bestand wordt overgestuurd.
Als de overdracht is geslaagd, wordt het LCD-scherm blauw en wordt het menu
Hulpprogramma kopiëren USB-bestand getoond. Druk op
kiezen en druk daarna op
Het LCD-scherm wordt groen. Verwijder de USB-stick uit de poort wanneer dit wordt
gevraagd.
Steek een compatibele detector in de module. Identificatie detector wordt getoond
op het LCD-scherm.
Als de detector is geconfigureerd om bij het insteken instellingen bij te werken,
worden de detectorinstellingen automatisch bijgewerkt zodra de detector is herkend.
Als de configuratie is bijgewerkt, worden andere procedures uitgevoerd die na het
insteken automatisch worden gestart.
Nadat alle procedures zijn uitgevoerd, verwijdert u de detector uit de module en
controleert u of de configuratie-instellingen zijn bijgewerkt. Meer informatie vindt u in
de handleiding van de betreffende detector.
of
om door te gaan.
om door te gaan.
om Kopiëren naar dock te
om Afsluiten te
of
PAGINA
VAN 84
58