INTELLIDOX-DOCKINGMODULE
Richtlijnen voor bumptest
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
FastBump
FastBump is een versnelde nalevingstest waarbij wordt gecontroleerd of een detector
reageert op doelgassen door de detector bloot te stellen aan een bekende
gasconcentratie. Wanneer een compatibele detector in de geconfigureerde module wordt
gestoken, starten FastBump en overdrachten van logs automatisch zodra de detector is
herkend. Andere procedures die na het insteken automatisch zouden worden gestart,
worden onderdrukt.
FastBump kan alleen worden uitgevoerd met een compatibele detector via een module
die is geconfigureerd voor FastBump. Wilt u bepalen of er een FastBump beschikbaar is,
raadpleeg dan de handleiding van de betreffende detector.
1.
2.
3.
4.
5.
BW TECHNOLOGIES BY HONEYWELL
Voer nalevingstests alleen uit in een normale omgeving met 20,9% v/v O
gevaarlijke gassen. Gebruik de module niet in een gevaarlijke zone. Indien deze
richtlijn niet wordt opgevolgd, kan dat leiden tot mogelijk lichamelijk letsel en/of
schade aan eigendommen.
Wanneer andere gascilinders worden gebruikt dan de door BW Technologies
aanbevolen gascilinders, kan dit leiden tot onveilige bumptests of mogelijk
onherstelbare beschadiging van dit apparaat. Bovendien vervalt de garantie.
Gebruik geen gascilinders wanneer de houdbaarheidsdatum is verstreken.
Voor alle gascilinderaansluitingen moet een flowregelaar (dfr) worden gebruikt.
Voorkom dat de inlaatopening van de module onder druk komt.
Voer niet direct een bumptest uit wanneer de detector pas net is opgeladen.
Voer een bumptest met de detector uit wanneer de waarden van het omgevingsgas
variëren tijdens het opstarten.
Wacht tot de sensor is gestabiliseerd voordat u de bumptest start.
1.
Gebruikte sensor: wacht 60 seconden
2.
Nieuwe sensor: wacht 5 minuten
Als u bij dezelfde detector meermaals een bumptest uitvoert, dient u tussen de
bumptests 10 minuten te wachten zodat de sensoren zich kunnen stabiliseren.
U moet Fleet Manager II gebruiken om de module zodanig te configureren dat
deze bij het insteken automatisch een FastBump van een compatibele detector
uitvoert. Raadpleeg de handleiding van Fleet Manager II en de handleiding van
de betreffende detector voor meer informatie.
Steek een compatibele detector in de module. Het LCD-scherm wordt grijs en
Identificatie detector wordt getoond.
Zodra de detector is herkend, wordt het LCD-scherm geel en worden
voortgangsberichten getoond. FastBump en de overdracht van gebeurtenislogs
starten automatisch.
Als de bumptest geslaagd is, wordt het LCD-scherm groen en wordt Bumptest
geslaagd getoond.
Als de bumptest mislukt, wordt het LCD-scherm rood en wordt de melding Bumptest
mislukt getoond.
geeft een mislukt alarm en/of mislukte sensortest aan.
Raadpleeg de handleiding van de betreffende detector om te lezen wat u moet doen
als een test mislukt.
HANDLEIDING || DETECTORFUNCTIES
zonder
2
PAGINA
VAN 84
47