6.3.12 – EHTHERNETPOORT INSTELLEN STANDALONE MODUS
Het LAADPUNT is in de fabriek voor geconfigureerd op DHCP-modus. Als u rechtstreeks
met een computer verbinding moet maken met de webconfiguratie-interface van het
laadstation, in plaats van een router met DHCP-server te gebruiken, moeten de
onderstaande stappen worden gevolgd:
•
Zorg ervoor dat het laadstation is uitgeschakeld en open de voorklep van uw lader,
zoals vermeld in de installatierichtlijn.
•
Schakel de tweede positie van de DIP-schakelaar, die zich op de smartboard van de
lader bevindt, om zoals aangegeven in figuur-28. Zet daarna de lader weer aan.
•
Het laadstation stelt de Ethernet-poort statisch in op 192.168.0.10 en het
subnetmasker wordt ingesteld op 255.255.255.0.
Als de LAN-interface van de lader weer in DHCP-modus moet worden gezet, kan dit worden
gedaan via de webconfiguratie-interface.
Opmerking:
U kunt ook de fabrieksreset-functie gebruiken om de LAN-interface weer in
de DHCP-modus te zetten, maar let erop dat alle andere parameters op de
fabrieksinstellingen worden ingesteld.
6.3.13 – WEBCONFIGURATIE INTERFACE IN- EN UITSCHAKELEN
Als u de webconfiguratie-interface moet in- of uitschakelen, moet u de volgende stappen volgen:
•
Zorg ervoor dat het laadpunt is uitgeschakeld en open de voorklep van uw lader, zoals
vermeld in de installatierichtlijn.
•
Als u de webconfiguratie-interface wilt inschakelen, moet de derde positie van de DIP-
schakelaar in de stand "OFF" staan, zoals getoond in figuur-29.
•
Als u de webconfiguratie-interface wilt uitschakelen, moet de derde positie van de DIP-
Toggle
figuur-28
6
5
4
3
2
1
ON
33