7 Over viscositeit
7.1 Omschrijving
De PCE-RVI 3 is een mobiele rotatieviscometer, voor de bepaling van de viscositeit van vele
vloeistoffen. De metingen worden uitgevoerd volgens de Brookfield methode. Hierdoor kunnen de
meetresultaten vergeleken worden met de resultaten van andere apparaten, die werken volgens de
Brookfield methode.
Het functieprincipe van deze viscometer is gelijk aan andere viscometers. Een spindel (schijf of
cilinder) wordt ondergedompeld in een vloeistof, om zo het draaimoment te bepalen, welke
benodigd is om de spindel te laten roteren. De geconstateerde waarde (draaimoment) wordt
gebaseerd op de combinatie van de snelheid en de geometrie van de spindel. Middels deze methode
kan men de viscositeit in mPas direct vaststellen.
De viscositeit is afhankelijk van de weerstand van de vloeistof, welke nodig is om de spindel te laten
draaien. De viscometer wordt zo gekalibreerd, dat de viscositeit in mPas wordt weergegeven. Door
de mogelijkheid verschillende spindeltypes met verschillende modellen van de viscometer (VP 20 en
VP 60) te combineren wordt een optimale benutting van het meetbereik van de viscometer
gegarandeerd.
7.2 Meer informatie over vloeistoffen
Viscositeit:
Viscositeit is een karakteristieke eigenschap van vloeistoffen. Het is een maatstaf voor de inwendige
wrijving van het fluïdum als afzonderlijke vloeistoflagen zijn opgewekt om tegen elkaar in te
bewegen. De viscositeit is sterk temperatuurafhankelijk. De standaardeenheden bij de bepaling van
de dynamische viscositeit zijn: mPas (S.i) of cP (C.G.S).
1 mPas = 1 cP (centi-Poise)
1 dPas = 1P (Poise)
1 dPas = 100 mPas
Laminaire stroming:
De laminaire stroming vertegenwoordigt een ideale wrijving van de lagen tegen elkaar. Er vindt
geen massatransport plaats tussen de lagen. De laminaire stroming is de basis voor de bepaling van
de dynamische viscositeit.
Turbulente stroming:
Vanaf een bepaalde stroomsnelheid treedt massa- overdracht op tussen de vloeistof lagen. Dit
resulteert in een schijnbaar hogere afschuifspanning en een bedrieglijk hoge viscositeitwaarde.
De overgang van een laminaire stroming naar een turbulente stroming kan worden herkend door een
plotselinge en aanzienlijke toename van de viscositeitwaarde, bij een bepaalde snelheid. Over het
algemeen kunnen vloeistoffen geclassificeerd worden naar de verhouding tussen de afschuifspanning
en de afschuifsnelheid.
GEBRUIKSAANWIJZING Rotatieviscometer PCE-RVI 3
17