5 Kalibratie van de Rotatieviscometer
De viscometer wordt voor levering gekalibreerd met Newtonolie. Wij bevelen aan, afhankelijk van de
gebruiksfrequentie, het apparaat regelmatig te herkalibreren. Neem contact op met uw leverancier
voor een kalibratie.
5.1 Functiecontrole van de Rotatieviscometer
Wij raden aan regelmatig een functiecontrole uit te voeren, met behulp van onze viscositeit
testvloeistoffen, welke op aanvraag leverbaar zijn.
De kalibratie-/testvloeistoffen zijn bij twee afzonderlijke temperaturen (20°C en 25°C) gekalibreerd,
waardoor een betere samenhang tussen temperatuur en viscositeit ontstaat. Afhankelijk van het
model, zijn de volgende vloeistoffen beschikbaar:
Viscometer model
VP 20
VP 60
Bij het uitvoeren van een functiecontrole raden wij aan een R4 spindel te gebruiken. Na inschakeling
van de viscometer en minimaal 5 metingen, zou de weergegeven meetwaarde op het display
overeen moeten komen met de waarde (incl. toleranties) die wordt weergegeven op het certificaat
van de vloeistof.
Omdat de viscositeit sterk afhankelijk is van de temperatuur, raden wij aan de
functiecontrole uit te voeren binnen het temperatuurbereik, aangegeven op het certificaat van de
vloeistof.
5.2 Automatische nulstelling van de meter
Indien de viscometer na inschakeling, zonder ondergedompeld te zijn in een vloeistof, begint te
roteren en niet de waarde "0" weergeeft, gaat u als volgt te werk:
Schakel de viscometer in, door lang op ENTER te drukken. Op het display verschijnt het
hoofdscherm met het batterijsymbool.
Druk op de „▼"-toets en direct aansluitend op ENTER, om naar het de "nulstelling functie"te
gaan.
Op het display verschijnt de volgende weergave:
GEBRUIKSAANWIJZING Rotatieviscometer PCE-RVI 3
Viscositeit (mPas)
15
ca. 5000
ca. 2500