Figuur 17
1. Gazoncompensatieveer
2. R-pen
2. Draai de zeskantige moeren op het voorste uiteinde van
de veerstang vast totdat de lengte van de samengedrukte
veer 15,9 cm bedraagt
Opmerking: Als u werkt op oneffen terrein, moet de veer
1,27 cm langer zijn. De machine zal het grondoppervlak iets
minder goed volgen.
Opmerking: De gazoncompensatie-instelling dient
opnieuw te worden ingesteld als de maaihoogte of de
agressiviteit van de maaistand gewijzigd wordt.
Opmerking: Als het maaidek van de machine moet worden
verwijderd, beweeg de R-pen dan naar het voorste gat van
de veerstang
(Figuur
17). Breng de R-pen terug aan in het
achterste gat van de veerstang als u het maaidek terug op de
machine monteert.
Kettingschakels
De plaats waar de hefarmketting vastzit, bepaalt de steekhoek
van de achterrol
(Figuur
18).
Figuur 18
1. Hefketting
2. U-beugel
3. Veerstang
4. Zeskantige moeren
(Figuur
17).
3. Onderste opening
Groomer
Dit is de aanbevolen maaihoogte als een groomer op het
maaidek is gemonteerd.
12