INStALLAtIE
Overdracht van het toestel
13.2 Gereduceerd nachtbedrijf (Stille modus)
f In de gegevenstabel (zie hoofdstuk "Technische gegevens/
gegevenstabel") treft u het geluidsniveaus aan.
Om het geluidsniveau van het toestel voor een bepaalde periode te
verlagen, kunt u het toestel indien nodig in de nachtmodus zetten.
U kunt in de tijdprogramma's de tijden vastleggen waarop het
toestel op nachtbedrijf wordt ingesteld.
Parameters
PROGRAMMA'S (STIL PROGRAMMA 1) Gereduceerd nachtbedrijf
PROGRAMMA'S (STIL PROGRAMMA 2) Toestel is uitgeschakeld
Er zijn twee varianten beschikbaar voor nachtbedrijf.
Variant 1: Gereduceerd nachtbedrijf
U kunt het geluidsvermogensniveau van het apparaat via het
vermogen of de ventilator verlagen. Als de nood-/bijverwarming
wordt ingeschakeld, ontstaan er hogere bedrijfskosten.
Variant 2: Uitgeschakeld toestel
U kunt het toestel uitschakelen. Bii een uitgeschakeld toestel vin-
den verwarmen en warmwaterbereiding uitsluitend via de nood-/
bijverwarming plaats. Als de nood-/bijverwarming wordt inge-
schakeld, ontstaan er hogere bedrijfskosten.
13.2.1 Gereduceerd nachtbedrijf
Info
Als het gereduceerde nachtbedrijf actief is, kunnen er
hogere bedrijfskosten ontstaan.
U kunt het vermogen en de ventilatorregeling continu reduceren.
f In de tabel treft u de maximale geluidsvolumes aan, afhanke-
lijk van de instellingen die in menu "INGEBRUIKNAME/STILLE
MODUS/REDUCTIE VERMOGEN/VERMOGEN" vastgelegd zijn.
Instelling in
de WPM
Vermogensbe-
grenzing tot
[%]
WPL 07 ACS classic
WPL 09 ACS classic
WPL 13 ACS classic
WPL 17 ACS classic
f Stel de ventilatorregeling en het compressorvermogen in de
warmtepompmanager in.
Parameters
VERMOGEN (INBEDRIJFSTELLING / STILLE MODUS / REDUCTIE VERMOGEN)
VENTILATOR (INBEDRIJFSTELLING / STILLE MODUS / REDUCTIE VERMOGEN)
www.stiebel-eltron.com
Betekenis
Geluidsniveau
Warmtever-
mogen
Maximumwaarde
Maximaal
door vermogens-
bij A-7/W35
begrenzing
[kW]
[dB(A)]
70
54
43
52
70
56
35
52
70
58
35
57
70
61
35
57
13.2.2 Uitgeschakeld toestel
Info
Bii een uitgeschakeld toestel vinden verwarmen en
warmwaterbereiding uitsluitend via de nood-/bijverwar-
ming plaats. Er ontstaan hogere bedrijfskosten.
f Schakel het apparaat in de warmtepompmanager uit.
Parameters
WÄRMTEPOMP UIT (INBEDRIJFSTELLING / STILLE MODUS)
13.3 Overige instellingen
f Neem voor de werking met en zonder buffervat de info in de
handleiding van de WPM en de parameter BUFFERWERKING
in het menu INSTELLINGEN / BASISINSTELLING in acht.
Bij gebruik van het opwarmprogramma
Wanneer u het opwarmprogramma gebruikt, houd dan reke-
ning met de gegevens in de ingebruiknamehandleiding van de
warmtepompmanager (hoofdstuk "PROGRAMMA'S / OPWARM-
PROGRAMMA").
14. Overdracht van het toestel
Leg aan de gebruiker de werking van het toestel uit en leer hem
het gebruik ervan kennen.
Info
Overhandig deze bedienings- en installatiehandleiding
aan de gebruiker om deze zorgvuldig te bewaren.
Alle informatie in deze aanwijzing moet zeer nauwkeurig
opgevolgd worden. Hier vindt u instructies voor de vei-
ligheid, de bediening, de installatie en het onderhoud
van het toestel.
15. Buitendienststelling
Materiële schade
!
De voeding van de warmtepomp mag ook buiten de ver-
warmingsperiode niet onderbroken worden. Wordt deze
2,23
wel onderbroken, dan is de vorstbescherming van het
1,38
warmtepompsysteem niet langer gewaarborgd.
2,65
De warmtepomp wordt door de warmtepompmanager
1,38
automatisch naar het zomer- of winterbedrijf geschakeld.
4,96
2,76
4,96
15.1 Stand-bybedrijf
2,76
Om de installatie buiten dienst te stellen, is het voldoende de
warmtepompmanager op "Stand-bywerking" in te stellen. De vei-
ligheidsfuncties ter bescherming van de installatie, alsmede ten
behoeve van de vorstbescherming blijven zoals deze zijn.
WPL ACS classic |
19