Koppeling brandstofleiding
WAARSCHUWING
Benzine is uiterst brandbaar en
brandstofdamp kan exploderen
waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
• Mors geen brandstof.
Gemorste brandstof of
brandstofdamp kan ontbranden.
Verwijder gemorste brandstof
voor het starten, opslaan of
transporteren van de
buitenboordmotor.
• Rook niet en voorkom open vuur
en vonken tijdens het tanken en
in ruimten waar brandstof wordt
getankt of opgeslagen.
OPMERKING:
OPMERKING:
• Maak de brandstoftank stevig vast,
zodat deze tijdens het varen niet
beweegt of omvalt.
• Plaats de brandstoftank zodanig dat
de aansluiting van de brandstoftank
niet meer dan 1 m onder de
aansluiting van de brandstofleiding
van de buitenboordmotor ligt.
• Plaats de brandstoftank niet meer
dan 2 m verwijderd van de
buitenboordmotor.
• Zorg ervoor dat de brandstofleiding
niet geknikt is.
(draagbare brandstoftank type-
uitrusting of optionele apparatuur)
SLANGPLUG
BRAND-
SLANG-
KOPPELING BRAND-
STOF-
KLEM
STOFLEIDING
SLANG
7. DE MOTOR STARTEN
BRANDSTOF-
SLANG (zijde bui-
tenboordmotor)
SLANGKLEM
(ROESTVRIJ
STAAL)
(zijde buitenboordmotor)
1. Verwijder de slangplug van de
brandstofslang aan motorzijde.
Steek de brandstofslangverbinding
in de brandstofslang aan motorzijde
BRAND-
en bevestig hem met de slangklem.
STOFLEI-
Zorg ervoor dat de pijlmarkering
DINGEN
op de opvoerpomp naar de
motorzijde wijst.
• Bewaar de slangplug op een
veilige plek.
WEERHAAK
BRANDSTOFOP-
PIJL
VOERPOMP
65