Operaties die uitgevoerd worden tijdens diavoorstelling
∫
De cursor die afgebeeld wordt tijdens het terugspelen is dezelfde als 3/4/2/1.
3
Afspelen/Pauzeren
4
Stop
2
Terug naar het vorige beeld
1
Verder naar het volgende beeld
[W]
Verlaagt het niveau van het volume
[T]
Verhoogt het niveau van het volume
¢ Alleen werkzaam in de volgende gevallen.
–
in de pauzemodus
–
tijdens het afspelen van films
–
tijdens het afspelen van een panoramabeeld
(DMC-FZ200)
–
tijdens het afspelen van een burst-beeldengroep
De diavoorstellinginstellingen veranderen
∫
U kunt de instellingen veranderen voor afspelen van diavoorstelling door [Effect] of [Set-up] te
selecteren op het diavoorstellingmenuscherm.
[Effect]
Dit biedt u de mogelijkheid de schermeffecten te selecteren wanneer u van het ene naar het
andere beeld schakelt.
[NATURAL], [SLOW], [SWING], [URBAN], [OFF], [AUTO]
•
Wanneer [URBAN] geselecteerd is, kan het beeld in zwart en wit verschijnen als een schermeffect.
•
[AUTO] kan alleen gebruikt worden wanneer [Categorieselectie] geselecteerd is. De beelden
worden afgespeeld met de aanbevolen effecten in elke categorie.
(DMC-FZ200)
•
[Effect] staat vast op [OFF] tijdens de diavoorstelling [Alleen bew. beeld] of tijdens de
diavoorstelling van [
•
[Effect] werkt niet zelfs als deze ingesteld is tijdens een burstbeeldgroep-diavoorstelling.
(DMC-FZ62)
•
Tijdens de [Alleen bew. beeld] diavoorstelling, wordt [Effect] vastgezet op [OFF].
•
Sommige [Effect] zullen niet werkzaam zijn als verticaal weergegeven beelden afgespeeld worden.
•
De beeldschermeffecten zijn niet werkzaam tijdens een [3D-weergave] diavoorstelling.
Afspelen/Bewerken
¢
¢
] in [Categorieselectie].
- 157 -
W
T