Het flitsvermogen (flits output, flitssterkte) en de
flitsbelichtingscompensatiewaarde instellen
Configureer de flitsfuncties die beschikbaar zijn in de flitsmodus.
Stel voor [Manual flash] het flitsvermogen (flits output, flitssterkte) in.
Stel voor [E-TTL II] of [AutoExtFlash] de benodigde
flitsbelichtingscompensatiewaarde in.
Herhaal stap 4 om flitsfuncties voor alle flitsgroepen te configureren.
Voorzichtig
Controleer voor de flitsmodus [AutoExtFlash] of de ontvangers automatische
externe flitsmeting ondersteunen. Flitsen in deze flitsmodus is niet mogelijk als
automatische externe flitsmeting niet wordt ondersteund.
In de flitsmodus [E-TTL II] en [AutoExtFlash] wordt de belichting geregeld zodat er
standaardbelichting is voor het hoofdonderwerp alsof u één groep gebruikt. Dit kan
leiden tot overbelichting als er meerdere flitsgroepen op het hoofdonderwerp zijn
gericht.
Opmerking
Zie voor meer informatie over [AutoExtFlash] de instructiehandleiding van de
flitsers die automatische externe flitsmeting ondersteunen.
De volgorde van het flitsen onder flitsgroepen hoeft niet opeenvolgend te zijn; u
kunt bijvoorbeeld A, C, E instellen.
Stel in stap 3 de flitsmodus van een groep die u niet wilt laten flitsen in op
[Uitschakelen].
62