Figuur 5. Functies en knoppen van afstandsbediening
Ontlastknop op afstandsbediening (figuur 5, nummer 3)
• Houd de ontlastknop ingedrukt om de cilinder of het gereedschap in te
trekken en de hydraulische druk te laten ontsnappen.
• Laat de ontlastknop los als u het teruglopen van de cilinder of het
gereedschap wilt stoppen voordat de cilinder of het gereedschap volledig
is ingetrokken.
• De motor van de pomp wordt niet gestart wanneer u op de ontlastknop
drukt. De pomp moet echter op de netspanning zijn aangesloten om de
functie ontlasten/teruglopen te kunnen gebruiken.
Haptische feedback van de afstandsbediening
• Om een positieve bevestiging van de pompstatus te geven, trilt de
afstandsbediening tijdens het indrukken en loslaten van de knoppen op
de afstandsbediening.
• Met één haptische puls wordt aangegeven dat de motor is gestart. Twee
haptische pulsen geven aan dat de motor is gestopt.
• De afstandsbediening gaat trillen en het LED-statuslampje gaat knipperen
wanneer er een foutcode is gegenereerd. Zie paragraaf 15.0 voor meer
informatie.
6.4 Elektromagnetisch bediend stuurventiel
De pomp is voorzien van een elektromagnetisch bediend 3-weg stuurventiel
met de standen "A" (Advance, uitlopen) en "T" (Tank, olieretour). Het
stuurventiel werkt automatisch wanneer de pompmotor wordt gestart en
gestopt via de activeringsknop op de afstandsbediening.
• Wanneer de pompmotor wordt gestart, stroomt er hydraulische olie vanuit
het pompreservoir naar de cilinder of het gereedschap. De spoel van het
stuurventiel blijft in de stand "A".
• Wanneer de pompmotor wordt gestopt, verhindert een ingebouwde
terugslagklep dat de olie terugstroomt naar het pompreservoir. Deze
terugslagklep verzorgt de vasthoudfunctie.
• Wanneer de ontlastknop op de afstandsbediening wordt ingedrukt, wordt
een elektromagneet geactiveerd, die de spoel van het stuurventiel in stand
"T"brengt. De hydraulische olie wordt dan om de terugslagklep heen
omgeleid en kan van de cilinder of het gereedschap terugstromen naar
het pompreservoir. Wanneer de ontlastknop wordt losgelaten, wordt de
elektromagneet gedeactiveerd en keert de spoel van het stuurventiel terug
naar stand "A".
1. LED-statuslampje
• Doorlopend groen = GEREED
• Groen knipperend = POMP AAN
• Rood en/of geel knipperend
= FOUTCODE
(zie paragraaf 15.0)
2. Activeringsknop
• Ingedrukt houden voor uitlopen.
• Loslaten om te stoppen met
uitlopen.
3. Ontlastknop
• Ingedrukt houden voor
teruglopen.
• Loslaten om te stoppen met
teruglopen.
• Het stuurventiel beschikt NIET over een venturiventiel. Indien
opbrengstmeting gewenst is, moeten er opbrengstregelaars (niet
meegeleverd) worden geïnstalleerd.
• De pomp beschikt over een vasthoudfunctie, maar is niet voorzien van een
veiligheidsblokkeerventiel. Na het heffen moet de last worden ondersteund
door geschikte mechanische lastdragers. Zie ook de instructies en
veiligheidsvoorschriften in paragraaf 7.6 van deze handleiding.
6.5 Variabele snelheidsregeling
Met een draaiknop op het achterpaneel van de pomp regelt u de motorsnelheid.
Zie figuur 6.
De instelbare snelheid is ongeveer 25% tot 100% van het volledige nominale
vermogen, oftewel ongeveer 600 tot 2400 toeren per minuut.
• Als de knop volledig tegen de klok in is gedraaid, levert de pompmotor
ongeveer 25% van het nominale vermogen. Dit is de laagst mogelijke
stand.
• De middelste stand van de knop is gelijk aan ongeveer 50% van het
nominale vermogen.
• Als de knop volledig met de klok mee is gedraaid, staat dit gelijk aan 100%
van het nominale vermogen en de maximale snelheid, afhankelijk van de
interne regeling van de pomp op basis van de bedrijfsomstandigheden.
6.6 Constante snelheid / constant vermogen
• Wanneer de snelheidsregelaar zich bevindt tussen de meeste linkse stand
(25%) en de middelste stand (50%), werkt de pomp in de constante
snelheidsmodus. In deze modus wordt het motortoerental niet automatisch
verhoogd of verlaagd om veranderingen in de belasting te compenseren.
De operator kan de hydraulische opbrengst nauwkeurig regelen en deze
naar behoefte handmatig verlagen voor meer controle en tragere beweging.
• Wanneer de snelheidsregelaar is ingesteld tussen het midden (50%) en
volledig rechtsom (100%), werkt de pomp in de constante vermogensmodus.
In deze modus draait de pompmotor met de ingestelde snelheid totdat
het maximale vermogen wordt geleverd. Als de belasting verder toeneemt,
gaat de motor automatisch langzamer draaien om het maximale koppel
(en de maximale hydraulische kracht) te blijven leveren onder veeleisende
omstandigheden.
(25%)
LANGZAAM
Figuur 6. Knop voor de snelheidsregeling
11
(50%)
(100%)
SNEL