TE VEEL OLIE
VOL
OLIE
BIJVULLEN
(zie figuur
13 en 14)
Figuur 12. Oliepeilindicator
10.3 Olie bijvullen
1.
Zorg dat de hydraulische cilinder of het gereedschap volledig ingetrokken
is.
2.
Controleer of de pomp uitgeschakeld is en het hydraulische circuit volledig
drukloos is. Zie paragraaf 8.0 voor meer informatie.
3.
Neem de netsnoerstekker van de pomp uit de wandcontactdoos.
4.
Ontkoppel de hydraulische slang(en) van de pomp.
5.
Zet de pomp in de normale (horizontale) stand en controleer het oliepeil
met behulp van de oliepeilindicator. Bepaal aan de hand van het schema in
figuur 14 hoe veel olie bij benadering moet worden bijgevuld.
6.
Plaats de pomp op een stevig, waterpas werkoppervlak met het voorpaneel
naar BOVEN gericht en het achterpaneel steunend op het werkoppervlak.
Zie figuur 13.
7.
Verwijder met een schone doek eventueel vuil uit de omgeving van de
aftap- en bijvulopening van het hydraulisch reservoir. Verwijder de plug van
de aftap- en bijvulopening.
OPMERKING
• Zie paragraaf 10.1 voor de oliespecificaties. Gebruik altijd nieuwe olie uit een
schone verpakking.
• Gebruik altijd een trechter bij het bijvullen van olie. Om te voorkomen dat er
olie wordt gemorst of dat de ontluchting van de pomp tijdens het bijvullen
wordt gehinderd, mag de buitendiameter van de trechterhals niet groter zijn
dan 12 mm [½ inch] en niet kleiner dan 6,3 mm[¼ inch]. Zie figuur 13.
• Voeg alleen olie bij wanneer de pomp op een vlakke ondergrond rust met het
voorpaneel van de pomp naar boven.
• Wanneer het maximale oliepeil is bereikt, wordt de olie via een interne overloop
geleid naar de concentrische openingen rond de aftap- en bijvulopening.
Stop onmiddellijk met het bijvullen van olie zodra er olie uit deze openingen
begint te stromen. Veeg de gemorste olie weg met een schone doek.
• Tijdens het bijvullen van olie mag de pomp niet worden gekanteld of verplaatst.
Als u dit wel doet, wordt er teveel olie bijgevuld en zal er olie lekken.
• Gemorste olie verwijderen en afvoeren conform de geldende regelgeving.
Trechter
(niet meegeleverd)
Plug van aftap- en
bijvulopening
Aftap- en
bijvulopening
Figuur 13. Olie bijvullen
8.
Giet langzaam nieuwe olie in het reservoir via de aftap- en bijvulopening.
Ga door met gieten totdat er overtollige olie uit de concentrische openingen
rond de aftap- en bijvulopening begint te stromen. Dit geeft aan dat het
reservoir vol is.
9.
Veeg na het bijvullen van olie de plug van de aftap- en bijvulopening met
een schone doek schoon en plaats de plug weer terug. Aandraaien tot
17,6 - 21,7 Nm [13 - 16 ft-lb].
10. Zet de pomp in de normale (horizontale) bedrijfsstand met het draaghandvat
naar boven.
11. Controleer de oliepeilindicator. Controleer of het oliepeil tot aan de VOL-
markering komt en of het reservoir niet te veel olie bevat. Zie figuur 12.
• Als de pomp eerder met een zeer laag oliepeil is gebruikt of heeft gewerkt tot
het reservoir leeg was, voer dan de procedure voor prepareren/ontluchten uit
voordat u de pomp gebruikt. Zie paragraaf 10.5.
• Als het reservoir te veel olie bevat (oliepeil boven de VOL-markering), moet
u overtollige olie aftappen voordat u de pomp gebruikt. Er kan olie uit de
ontluchter van het reservoir lekken als er te veel olie is bijgevuld.
10.4 Olie vervangen
1.
Zorg dat de hydraulische cilinder of het gereedschap volledig ingetrokken
is.
2.
Controleer of de pomp uitgeschakeld is en het hydraulische circuit volledig
drukloos is. Zie paragraaf 8.0 voor meer informatie.
3.
Neem de netsnoerstekker van de pomp uit de wandcontactdoos.
4.
Ontkoppel de hydraulische slang(en) van de pomp.
5.
Plaats de pomp op een stevige, waterpas ondergrond.
6.
Plaats een geschikte opvangbak met voldoende inhoud onder de plug van
de aftap- en bijvulopening.
16
Diameter
6,3-12,7 mm
POSITIE VOOR
BIJVULLEN
OPMERKING