Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Ontluchten; Voorzorgsmaatregelen; Bediening (Ep3204J-Modellen); Bediening (Ep3404J-Modellen) - Enerpac E Series Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor E Series:
Inhoudsopgave

Advertenties

Figuur 9. Bedrijfsstanden voor de pomp -
NIET TOEGESTAAN

7.3 Ontluchten

Wanneer hydraulische componenten voor het eerst worden aangesloten, kan
er lucht in het systeem achterblijven. Voor een goede, veilige werking moet u
de cilinder of het gereedschap meerdere keren geheel laten uitlopen en weer
intrekken, voordat de pomp in gebruik wordt genomen. Doe dit terwijl de cilinder
of het gereedschap onbelast is en terwijl de pomp zich hoger bevindt dan de
cilinder of het gereedschap.
Er zit geen lucht meer in het systeem zodra de cilinder of het gereedschap soepel
en gelijkmatig uitloopt en intrekt.
OPMERKING
Als de cilinder of het gereedschap na enkele cycli nog niet soepel
werkt, voer dan de procedure voor prepareren/ontluchten van de pomp uit. Zie
paragraaf 10.5.

7.4 Voorzorgsmaatregelen

WAARSCHUWING
Als u zich niet aan de navolgende waarschuwingen en instructies houdt, kan
dit leiden tot ongevallen met dodelijke afloop of ernstig lichamelijk letsel.
• Zorg dat tijdens heffen of neerlaten van de last zich geen personen onder de
last bevinden, of wanneer de hendel van het stuurventiel in een andere stand
wordt gezet.
• Houd de cilinder of het gereedschap voortdurend in het oog. Wees altijd
gereed om de pomp onmiddellijk te stoppen zodra zich een probleem of een
potentieel gevaarlijke situatie voordoet.
• Indien mogelijk moet de pompsnelheid worden ingesteld voordat de pomp
ingeschakeld wordt. Aanpassingen van de snelheid tijdens het gebruik
moeten tot een minimum worden beperkt, zodat de operator zijn volledige
aandacht kan richten op de hef- of neerlaatprocedure.
• Laat de pomp nooit onbeheerd draaien terwijl deze in de vergrendelde modus
wordt gebruikt. In de vergrendelde modus blijft de pomp draaien totdat deze
door de operator wordt gestopt, of totdat de pomp na 5 minuten automatisch
wordt uitgeschakeld door een timer.
• Omdat de tijd totdat de motor tot stilstand komt afhankelijk van de belasting
kan variëren, kan het zijn dat de cilinder of het gereedschap niet onmiddellijk
stopt zodra de operator de activeringsknop van de afstandsbediening loslaat.
De cilinder of het gereedschap kan nog een klein stukje verder bewegen
terwijl de motor wordt gestopt.
• Zet geen verdere druk op de cilinder of het gereedschap nadat de maximale
slag is bereikt.

7.5 Bediening (EP3204J-modellen)

OPMERKING
Zie paragraaf 6.3 en 6.6 van deze handleiding voor informatie over
de knoppen op de afstandsbediening en de functies van het stuurventiel.
7.5.1 Uitlopen (EP3204J-modellen)
1.
Zorg dat de hendel van het stuurventiel in stand "A" staat.
2.
Start de pomp. De cilinder of het gereedschap begint onmiddellijk uit te
lopen.
3.
Wanneer de cilinder of het gereedschap voldoende is uitgelopen, stopt u
de pomp. De cilinder of het gereedschap stopt met uitlopen.
7.5.2 Intrekken (EP3204J-modellen)
1.
Controleer of de pomp is uitgeschakeld.
2.
Breng de hendel van het regelventiel langzaam in stand "T" om de cilinder
of het gereedschap in te trekken. Door de hendel langzaam te bewegen
verkleint u het risico dat de geheven last te snel naar beneden komt.
• Breng de hendel van het stuurventiel desgewenst in het bereik van de
opbrengstmeting (zie figuur 6) voor extra controle tijdens de intrekslag.
• Voor een nauwkeuriger regeling van de intreksnelheid zijn mogelijk extra
opbrengstregelaars vereist (optionele accessoires: zie Enerpac-catalogus).
• Enkelwerkende cilinders of gereedschappen die niet met een retourveer zijn
uitgerust, moeten na volledige vrijgave van de druk mogelijk met de hand
worden ingetrokken.

7.6 Bediening (EP3404J-modellen)

WAARSCHUWING Onder bepaalde omstandigheden kan de last naar
beneden komen als de hendel van het stuurventiel tussen de standen "A"
en "N" of tussen "B" en "N" wordt bewogen terwijl er een last aanwezig is.
Laat tijdens het heffen en neerlaten de ventielhendel in stand "A" of "B"
staan, zodat de last wordt vastgehouden wanneer de pomp stopt. Beweeg
de ventielhendel pas nadat de last is verwijderd of mechanisch wordt
ondersteund door stutblokken, steunpoten, hijsvoorzieningen of andere
geschikte middelen.
OPMERKING
Zie paragraaf 6.3 en 6.7 van deze handleiding voor informatie over
de knoppen op de afstandsbediening en de functies van het stuurventiel.
7.6.1 Uitlopen (EP3404J-modellen)
1.
Breng de hendel van het stuurventiel in stand "A".
2.
Start de pomp om de cilinder of het gereedschap te laten uitlopen.
3.
Wanneer de cilinder of het gereedschap voldoende is uitgelopen, stopt u
de pomp. De cilinder of het gereedschap stopt met uitlopen.
4.
Zorg voor mechanische ondersteuning van de geheven last. Zie
paragraaf 7.7.
5.
Breng de hendel van het stuurventiel in stand "N".
7.6.2 Intrekken (EP3404J-modellen)
1.
Breng de hendel van het stuurventiel in stand "B".
2.
Start de pomp om de cilinder of het gereedschap te laten intrekken.
3.
Wanneer de cilinder of het gereedschap voldoende is ingetrokken, stopt u
de pomp. De cilinder of het gereedschap stopt met intrekken.
13
OPMERKING

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Ep3204jEp3404j

Inhoudsopgave