6.6.5
Het hoogste punt van de graafinrichting zou boven het afbrekende deel liggen.
6.7
Werken in het bereik van aardleidingen.
6.7.1
Voor het uitvoeren van graafwerken met grondverzetmachines is het noodzakelijk te onderzoeken of
in het werkterrein aardleidingen voorkomen, waardoor personen kunnen in gevaar komen.
6.7.2
Wanneer aardleidingen voorkomen, zo moet in afspraak met de eigenar, de ligging en het verloop
worden vastgesteld, alsook de nodige veiligheidsmaatregelen bepaald en doorgevoerd.
6.7.3
Het verloop van de aardleidingen op het werkterrein is voor begin van de graafwerken onder
opzicht, ondubbelzinnig te kenmerken. Kan men de ligging van de aardleidingen niet vastleggen,
dan zijn er opsporingen, eventueel van hand, uit te voeren.
6.7.4
Bij het onverwacht aantreffen of beschadigen van aardleidingen of de beschermende afdekking,
moet de machinist het werk direkt stoppen en de opzichter op de hoogte stellen.
6.8
Werken in de buurt van luchtleidingen.
6.8.1
Bij werken met grondverzetmachines in de buurt van elektrische lucht- en bovenleidingen, moet
tussen deze leidingen en de grondverzetmachines met de werkvoorrichtingen een
veiligheidsafstand afhankelijk van de spanning worden nagekomen, om een stroomoverslag te
vermijden.
Deze veiligheidsafstand is ook geldig voor uitrustingsstukken, ballasten enz.
6.8.2
In Duitsland gelden volgende veiligheidsafstanden:
Nominale spanning
tot 1000 V
van 1
kV tot 110 kV
van 110 kV tot 220 kV
van 220 kV tot 380 kV
of bij niet gekende spanning
6.8.3
Daarbij moeten alle bewegingen van de grondverzetmachines bv. giekbewegingen, slingeren van
kabels en de afmetingen van lasten in aanmerking worden genomen. Men moet ook letten op de
oneffenheid van de bodem, waardoor de grondverzetmachine in schuine stand komt en daardoor
nader aan de luchtleiding kan komen.De wind kan ook de luchtleidingen
en werkuitrustingen laten uitzwaaien en daardoor de afstand verkorten.
6.8.4
Kan geen voldoende afstand tot de elektrische lucht- en bovenleidingen worden nagekomen, moet
de ondernemer in afspraak met de eigenaar van de leidingen, andere veiligheidsmaatregelen tegen
stroomoverslag doorvoeren.
Dit kan zijn:
- stroomuitschakeling
- verleggen van de luchtleiding
- met kabels aansluiten
- begrenzing van de werkplek van de grondverzetmachine.
Veiligheidsafstand
1,0 m
3,0 m
4,0 m
5,0 m
6
1000111464_Handleiding_nl