Geleidbaarheidsomvormers met één en twee ingangen voor lage geleidbaarheden
AX410, AX411, AX413, AX416, AX418, AX450, AX455 en AX456
6.3.1 Relaiscontactbescherming en ruisonderdrukking (afb. 6.6)
Als de relais worden gebruikt om belastingen in en uit te schakelen, kunnen de relaiscontacten door de vonkontlading gaan eroderen.
Door vonkontlading ontstaat daarnaast ook radiofrequente ruis (RR), wat kan leiden tot storingen in de omvormer en onjuiste
metingen. Om het effect van RR tot een minimum te beperken, is onderdrukkingsapparatuur vereist. Het gaat hierbij om
weerstand-condensatornetwerken voor AC-toepassingen en diodes voor DC-toepassingen. Deze onderdelen moeten aan
weerszijden van de belasting worden aangesloten (zie afb. 6.6).
Voor AC-toepassingen is de waarde van het weerstand-condensatornetwerk afhankelijk van de stroombelasting en de
wisselstroomweerstand. Sluit aanvankelijk een 100 R/0,022 μF RC-onderdrukkingsapparaat aan (onderdeelnummer B9303) (zie afb.
6.6A). Als er een omvormerstoring optreedt (blokkeert, weergavescherm wordt zwart, wordt opnieuw opgestart etc.) is de waarde
van het RC-netwerk te laag voor onderdrukking en moet er een alternatieve waarde worden gebruikt. Neem als de juiste waarde niet
kan worden gerealiseerd contact op met de producent van de stroomwisselaar voor meer informatie over de vereiste RC-apparatuur.
Sluit voor DC-toepassingen een diode aan (zie afb. 6.6B). Gebruik voor algemene toepassingen een IN5406-type (600 V
pieksperspanning bij 3 A).
Opmerking: om de stroomwissel veilig te kunnen uitvoeren, moet de spanning minstens 12 V en de stroomsterkte minstens 100
mA zijn.
L
N
A: AC-toepassingen
Afb. 6.6 Relaiscontactbescherming
54
R
C
+
B: DC-toepassingen
IM/AX4CO–NL Rev. P
6 Installatie