2.7 Eerste inbedrijfsname
De eerste inbedrijfsname van het apparaat alsmede het instrueren van de gebruiker dienen alleen door een bevoegde installateur gedaan te wor-
den.
De inbedrijfsname van de WM 300 dient te geschieden volgens de gebruiks- en montageaanwijzing.
Voor de inbedrijfsname kan men tegen vergoeding om ondersteuning van onze service -dienst vragen .
Voor de inbedrijfsname dienen de volgende punten getest te worden:
Ventilatie-installatie
Zijn de luchtleidingen volgens de regels aangelegd en geïsoleerd?
Reservoir
Is het reservoir gevuld (warmwaterkraan open totdat het water uitstroomt)?
Temperatuurvoelers
Worden de temperatuurvoelers juist aangesloten en geplaatst?
Stel de gebruiker op de hoogte, dat tijdens het opwarmen van het water er water uit het veiligheidsventiel kan druppelen.
Het in bedrijf hebben van de ventilator tijdens de bouw is niet toegestaan.
2.7.1 Inbedrijfstelling WM 300
Eerst dient de Boxstream in bedrijf te zijn genomen, zodat de luchtvolumestroom is gewaarborgd.
De regeling werd bij Stiebel Eltron zo ingesteld, dat aan de behoefte van de meeste gebruikers wordt voldaan. Indien u de regeling van de WM 300
echter aan speciale behoeftes van de gebruiker of de plaatselijke omstandigheden van het woongebouw wilt aanpassen, dan is dat ook mogelijk.
Configuratie van de installatie door de instellingen van de inbedrijfsnamelijst .
De inbedrijfsnamelijst (zie blz. 27) omvat de instellingen voor de werking van de regeling.
Bij foutieve werking van de installatie dienen eerst de instellingen van de inbedrijfsname lijst te worden gecontroleerd.
Resetmogelijkheden
1. Voer een reset uit door de draaischakelaar van Auto naar Reset en weer terug te draaien. De voor de installatie specifieke instellingen blijven
behouden.
2. Uitvoeren van een reset door de draaischakelaar van Auto naar Reset en weer terug te draaien, terwijl gelijktijdig op de PRG-toets wordt gedrukt.
In het display moet hierbij EEPR verschijnen. (Hardware-reset van de EEPROM). De regeling wordt in de fabrieksmatige instelling teruggezet, dus ook
het codenummer.
De bedrijfsurenteller wordt op nul gezet.
Stilstandstijd
Na het afschakelen van de warmtepomp wordt een vast-ingestelde stilstandstijd van 20 minuten aangehouden, ter bescherming van de compressor.
Onder parameter 34 "Installatieanalyse" in de inbedrijfsnamelijst kan geïnformeerd worden naar de nog resterende tijd.
Tijdens deze stilstandstijd knippert bij gesloten klep het
-symbool.
23