2.7.2 Instellingen (3
bedieningsniveau ...)
e
Bij inbedrijfsname van de centrale ventilatie-installatie moeten naast de instellingen in het 2
parameters vastgelegd worden. Deze worden in het 3
elkaar getest te worden. Ingestelde waarden dienen in de desbetreffende kolom (installatiewaarde) van de inbedrijfsnamelijst op bladzijde 32 inge-
voerd te worden.
Aanwijzing
Niet alle instellingen geven meteen een wijziging te zien. Vele instellingen worden pas in bepaalde situaties of
na een wachttijd actief.
Nr.
Korte beschrijving
01
Codenummer
Voor het wijzigen van de parameters in het 3
Na indrukken op de PRG-toets (de controlelamp gaat branden) kan het eerste getal met de draaiknop ingesteld worden.
Door nogmaals op de PRG-toets te drukken wordt het getal bevestigd. Door het verdraaien van de draaiknop gaat het tweede getal van het codenum-
mer knipperen. Stel deze in door indrukken van de PRG-toets, enz. Bij juiste invoer van het viercijferige codenummer verschijnen er vier strepen in
het display. U heeft nu toegang tot het 3
ingegeven. Voor het aflezen van de instellingen hoeft het codenummer niet ingevoerd te worden.
02
Codenummer wijzigen
Als het standaardcodenummer gewijzigd moet worden, dan kunt u hier het gewenste nummer invoeren , zoals onder parameter 01 beschreven.
Bij verlies van de nieuwe codes dient u de regeling te resetten (zie resetmogelijkheden onder punt 2).
10
Verdamperontdooiing [°C]
De verdampervoeler dient het bevriezen van de verdamper in bedrijf te voorkomen.
Zodra de temperatuur van de verdamper gedurende minstens 10 minuten de ingestelde waarde heeft bereikt ,wordt gestart met de ontdooiing.
Instelbereik : -7°C tot +3°C. Standaart instelling :- 5°C
Schakelt de ontdooibeveiliging 5 keer binnen een tijdsbestek van 5 uur in, dan wordt dit gezien als een storing.De warmtepomp wordt door de
regeling blijvend uitgeschakeld. In de display van de regeling knippert het
Na het opheffen van de storing, moet de warmtepomp via parameter 35 worden gereset.
Onder installatieparameter Info Temp kan parameter 13 opgeroepen worden.
11
Eenmalige WW-verwarming door elektrische verwarmingselement
Bij instelling van de functie op 01 kan het WW-reservoir eenmalig tot de ingestelde warmwatertemperatuur opgewarmd worden.
12
Anti-legionellatemperatuur [°C]
Bij deze parameter wordt de maximale warmwatertemperatuur bij ingeschakelde anti-legionellafunctie ingesteld.
13
Anti-legionella
Bij instelling van de anti-legionellafunctie op 01 wordt het WW-reservoir elke zaterdag om 3 uur 's morgens op de ingestelde temperatuur
van parameter 12 opgewarmd.
Bij instelling van de anti-legionellafunctie 02 wordt het WW-reservoir elke dag om 3 uur 's morgens op de ingestelde temperatuur van
parameter 12 opgewarmd.
Aangezien in bovenstaande situatie vanaf 60°C het elektrische verwarmingselement de warmwaterbereiding overneemt, dient in een
eengezinswoning getest te worden, of van deze functie kan worden afgezien in verband met de grote doorstroom hoeveelheden. .
14
Warmwaterhysterese
Hier wordt de schakelhysterese bij warmwaterbedrijf vastgelegd.
Inschakelen van de warmwaterbereiding bij ingestelde warmwaterwaarde minus hysterese.
20 - 23 Geen Funktie
24
Minimale volumestroom
Voor het starten van de warmtepomp moet een minimale volumestroom van de ventilator tot stand zijn gebracht.
De minimale volumestroom is vooraf ingesteld op 5V.
25 - 26 Geen Funktie
31
Relaistest
Onder deze parameter kunnen door het drukken op de PRG-toets en het vervolgens verder draaien van de draaiknop alle relais van WM
apart worden aangestuurd. Zo kan de installatie worden getest op correcte aansluiting van de pomp en element.
Volgorde van de geschakelde relaisuitgangen:
01. Elektrische verwarmingselement
24
bedieningsniveau ingesteld, welke door codes wordt beschermd. Alle parameters dienen na
e
Standaardinstelling
1
bedieningsniveau moet de juiste viercijferige code ingevoerd worden.
e
bedieningsniveau. Bij het sluiten of opnieuw openen van de klep moet het codenummer opnieuw worden
e
bedieningsniveau ook de voor de installatie specifieke
e
0
0
0
symbool.
– 5
00
60
00
3.0
5.0
00