PRAESENSA
9.
10. Klik op de knop Verzenden.
5.4.10
Extern systeem
Er is één actieve licentie op de master-controller vereist voor het netwerk van één subsysteem
met de master-controller. De activering van een subsysteemlicentie op een PRA-SCL of een
PRA-SCS wijzigt een standaard systeemcontroller in een master-controller. Er kunnen
maximaal 20 licenties voor het subsysteem op een systeemcontroller worden geactiveerd. Elke
systeemcontroller kan tot 150 apparaten en 500 zones ondersteunen. Met 20
systeemcontrollers in een netwerk kan een systeem met meerdere controllers maximaal 3000
apparaten en 10.000 zones ondersteunen.
Als de controller van het subsysteem over een redundante systeemcontroller beschikt, hebt u
slechts één licentie voor de master-controller nodig. Een redundante master-controller moet
dan echter precies dezelfde hoeveelheid actieve licenties hebben als de primaire master-
controller.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Voor een bruikbaar logboek moeten alle subsystemen hun tijd synchroniseren met een NTP-
server. Raadpleeg Tijdinstellingen, pagina 105 .
Opmerking!
i
Zorg ervoor dat u de namen van de externe zonegroepen tussen de subsystemen en de
mastersystemen opneemt. Dit garandeert dat ze exact hetzelfde blijven.
Terwijl het mastersysteem en de subsystemen zijn aangesloten, werken verschillende functies
alleen binnen hetzelfde systeem:
–
Bosch Security Systems B.V.
Selecteer tussen 1 en 2 in de vervolgkeuzelijst voor het aantal stacked switches en de
Verwachte voedingen. Deze informatie vindt u in de software van de switch.
Klik onder Apparaatopties op Extern systeem.
–
Er verschijnt een nieuw scherm met de aangesloten apparaten.
–
Een apparaat wordt alleen weergegeven wanneer het is toegevoegd op de pagina
Systeemsamenstelling.
Klik op het apparaat dat u wilt bekijken.
Klik op het + teken binnen de categorie Algemeen.
Selecteer of deselecteer noodgeval indien nodig.
Klik op het + teken van de categorierij Externe audio-uitgangen.
Voer een naam in het naamveld van de audio-uitgang in.
Klik op de knop Toevoegen.
Voer in het veld Naam externe zonegroep een naam in.
–
De namen voor de externe zonegroepen moeten in het mastersysteem en in het
subsysteem exact hetzelfde zijn, zodat de systemen elkaar kunnen herkennen.
–
De audio-uitgangen zijn standaard ingeschakeld. Schakel ze uit als dat nodig is.
–
Als u een Audio-uitgangsnaam wilt verwijderen, klikt u op Verwijderen in de te
verwijderen rij.
Klik op de knop Verzenden.
De wijzigingen zijn pas blijvend nadat de configuratie is opgeslagen. Zie Configuratie
–
opslaan, pagina 146 .
De gefaseerde aankondigingen voor starten/stoppen voor zones/groepszones. Zie
Functiebeschrijving, pagina 126 , het gedeelte Gefaseerde aankondiging starten.
Configuratiehandleiding
Het systeem configureren | nl
2023-08 | V1.91 |
95