HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS VAN DE MACHINE
7. Storingsindicator
Op machines vóór S/N 61718 gaat het lichtje branden en
klinkt er een alarm wanneer het krachtsysteem van de
machine onmiddellijk service nodig heeft. Bij een van de vol-
gende condities gaat het lichtje branden en klinkt het alarm:
lage motoroliedruk, hoge temperatuur van motorkoelvloei-
stof, verstopt motorluchtfilter, laag dynamovermogen, ver-
stopt hydrauliekolieretourfilter of verstopt vulpompfilter.
Op machines vanaf S/N 61718 tot heden geeft dit lampje
aan dat het regelsysteem een storing heeft waargenomen
en dat een diagnostische storingscode in het systeemge-
heugen is ingesteld. Zie de servicehandleiding voor instruc-
ties
over
de
storingscodes
storingscodes.
Het storingslichtje blijft 2-3 seconden lang branden wan-
neer de sleutel op de stand Aan wordt gezet om een zelftest
uit te voeren.
8. Wisselstroomgenerator (indien aanwezig)
Wanneer dit groene lampje brandt, is de generator inge-
schakeld.
3-22
en
het
ophalen
van
– JLG Hoogwerker –
9. Indicator Soft Touch (indien aanwezig)
Wanneer dit gele lichtje brandt, betekent dit dat de Soft
Touch bumper ergens tegen stoot. Alle bedieningselemen-
ten worden uitgeschakeld totdat op de ophefschakelaar
wordt gedrukt, en dan werken de bedieningselementen in
de kruipstand.
10. Kruipsnelheidsindicator
Deze indicator (een groen lichtje) brandt wanneer de func-
tiesnelheidsregelaar in de kruipstand wordt gezet en dient
om aan te geven dat alle functies op de laagste snelheid
staan.
11. Rijrichtingsindicator
Wanneer de giek in een van beide richtingen voorbij de ach-
terbanden wordt gezwenkt, gaat de rijrichtingsindicator
branden als de rijfunctie wordt gekozen. Dit is een signaal
voor de machinist om te controleren of de rijbesturing in de
juiste richting werkt (d.w.z. situaties waarin de bedienings-
elementen zijn omgekeerd).
3122518