Montage van het apparaat
Voor een veilige apparaatmontage de
volgende aanwijzingen in acht nemen:
De apparaten moeten dusdanig
■
worden opgesteld dat de verblijfzones
en werkbereiken van personen zich
niet in directe luchtstroom bevinden
De apparaten mogen uitsluitend
■
aan plafonds of dakconstructies
met voldoende draagkracht worden
bevestigd
De warmtewisselaars moeten
■
dusdanig worden aangesloten dat er
geen trillingen van het apparaat naar
het buisleidingsysteem of omgekeerd
kunnen worden overgebracht
Bij wandmontage moet een
■
minimumhoogte van 2,5 meter vanaf
de onderkant van het apparaat in
acht worden genomen
Bij wandmontage boven
■
4 meter moet voor een
gelijkmatige verwarming een
circulatieluchtaanzuiging vanaf de
vloer plaatsvinden
Bij plafondmontage onder 4 meter
■
moeten de apparaten met een
uitblaaskap HG 4 worden uitgerust
Bij plafondmontage boven 4 meter
■
moeten de apparaten met de
plafonduitblaasopening AD worden
uitgerust
Voor het aansluiten van apparaten
■
op een beschikbaar warmwater-
verwarmingssysteem moeten
het ketel- en pompvermogen
op voldoende capaciteit worden
gecontroleerd
Voor onderhouds- en
■
reparatiewerkzaamheden moet een
reparatieschakelaar in de nabijheid
van het apparaat worden gemonteerd
De afstand tussen de ventilatorwaaier
■
en apparaatbehuizing moet op een
gelijkmatige spleetmaat worden
gecontroleerd
Apparaten met aanzuiging voor frisse
■
lucht moeten in principe met een
vorstbescherming worden uitgerust
Consoles
Consoles (KO) voor de wand- en plafondmontage (2 stuks per apparaat)
worden in de uitsparingen aan de achterwand van het apparaat gestoken
en met de bijbehorende schroeven aan het apparaat bevestigd.
Directe aanbouwdelen voor het
apparaat, zoals menglucht-/ of
filterkasten moeten evt. met een
wandbevestigingsconsole (WFM)
worden bevestigd.
Bij het gebruik van lokale
consoleconstructies moet de minimale
wandafstand "e" worden aangehouden!
Console KO
voor de wand- en plafondmontage
KO
(L 40 x 40 x 3)
a
PWW
mm
30
552
632
50
80
792
872
100
Warmtewisselaar Cu/Al
De lamellenwarmtewisselaars
bestaan uit koperen buizen met
aangebrachte aluminiumlamellen.
Het lamellenpakket wordt door
een galvanisch verzinkt stalen
frame omvat.
Verzamelaar, verdeler
en aansluitingen voor
verwarmingsmedia zijn uit staal
vervaardigd.
LET OP
De consoles moeten
spanningsvrij met het apparaat
en de wand resp. het plafond
zijn vastgeschroefd.
e
ø 12,5
f
b
c
d
mm
mm
mm
432
506
155
507
586
192
622
746
250
732
826
305
De verwarmingsmediumaan-
■
sluitingen worden middels de
schroefdraadsteunen uitgevoerd
De maximale bedrijfstemperatuur
■
bedraagt 90 resp.110 °C
De maximale bedrijfsdruk
■
bedraagt 16 bar
De warmtewisselaars zijn niet
■
geschikt voor het bedrijf met
stoom of thermische olie
d
b
d
c
a
f
e
f
mm
mm
270
40
270
40
270
40
340
40
5