Grafiekbladen
Een grafiek tot in detail opmaken: druk op
selecteer Opmaak. Selecteer het object dat u wilt
bewerken. De selectie van instellingen is afhankelijk
van het type grafiek.
Tip: U kunt sommige dialoogvensters voor de
instellingen openen door op het desbetreffende item in
de grafiek te tikken. Zo wordt het dialoogvenster
Instellingen voor x–as
geopend wanneer u dubbeltikt
op de x–as van de grafiek.
Lettertype
– U kunt het lettertype, evenals de grootte en
kleur van het lettertype wijzigen. U kunt de tekst ook vet
of cursief maken, onderstrepen en doorhalen. U kunt de
tekst hoger of lager plaatsen door superscript of subscript
te selecteren. U kunt het effect van de wijzigingen zien
door op
Voorbeeld
te tikken.
Grafiek
– U kunt het grafiektype selecteren, de grafiek
driedimensionaal maken en de kleur van de achtergrond en
de assen wijzigen. Het is ook mogelijk de titel van de
grafiek te wijzigen, evenals de titel van de x– en y–as.
X–as
– U kunt het labeltype selecteren en het bijbehorende
gegevensbereik invoeren, de aslijn weergeven of verbergen
en maatstreepjes toevoegen. U kunt ook het
categorienummer opgeven waar de assen elkaar kruisen en
u kunt het aantal secundaire maatstreepjes per categorie
wijzigen.
Y–as
– U kunt aangeven of de waarden wel of niet in de
grafiek worden weergegeven, de hoogste en laagste
en
weergegeven waarde opgeven en definiëren op welke
locatie de assen elkaar kruisen. Bovendien kunt u
gebruikmaken van de logaritmische schaal, de interval
voor de primaire maatstreepjes wijzigen en de
getalnotatie aanpassen.
Legenda
– U kunt een legenda maken in de vorm van een
vak waarin de in de grafiek gebruikte kleuren worden
verklaard. Bovendien kunt u de positie van de legenda
opgeven.
Rasterlijnen
– U kunt aangeven of voor de primaire en
secundaire assen rasterlijnen moeten worden
weergegeven.
Serie
– U kunt aan een grafiek een of meer nieuwe
gegevensseries toevoegen of de bestaande serie(s)
wijzigen. U kunt aangeven of de serie wel of niet in de
grafiek moet worden weergegeven, het gegevensbereik
voor de serie wijzigen, het labeltype selecteren en het
gegevensbereik invoeren. Bovendien kunt u opgeven met
welke kleur de serie in de grafiek wordt weergegeven.
Cirkeldiagrammen kunnen slechts één gegevensserie
bevatten.
Copyright © 2005 Nokia. All rights reserved.
105