HOOFDSTUK 1 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN
• Houd het chassis van de machine op een afstand van
minstens 0,6 m (2 ft) van kuilen, oneffenheden, steile hel-
lingen, obstakels, afval, bedekte kuilen en andere moge-
lijke gevaren op de grond.
• Probeer nooit de machine als hijskraan te gebruiken.
Bevestig de machine niet aan nabijgelegen constructies.
Bevestig nooit draad, kabels of soortgelijke artikelen aan
het platform.
• Bedek de zijkanten van het platform niet en draag geen
voorwerpen met een groot oppervlak wanneer buiten
wordt gewerkt. Door dergelijke voorwerpen wordt de
machine meer aan de wind blootgesteld.
• Vergroot het platform niet met niet-toegestane verleng-
stukken of toevoegingen.
• Als de schaararmen of het platform vastzitten zodat één of
meer wielen van de grond zijn, moet iedereen van de
machine worden gehaald voordat getracht wordt de
machine los te krijgen. Hijskranen, vorkheftrucks en ander
geschikt materieel moeten worden gebruikt om de
machine te stabiliseren en personen van het platform te
halen.
Gevaar voor beknelling en botsing
• Alle machinisten en grondpersoneel moeten een goedge-
keurde helm dragen.
• Houd handen en lichaamsdelen tijdens bedrijf uit de
schaararmen.
1-8
• Let tijdens het rijden op obstakels om en boven de
machine. Controleer de vrije ruimte boven, aan de zijkan-
ten en onder het platform bij het heffen of neerlaten van
het platform.
• Houd alle lichaamsdelen tijdens bedrijf binnen de plat-
formleuning.
• Laat altijd iemand op de uitkijk staan wanneer u ergens
rijdt waar het zicht beperkt is.
• Zorg dat ander personeel tijdens het rijden op minstens
1,8 m (6 ft) afstand van de machine blijft.
• Onder alle rijomstandigheden moet de machinist de rij-
snelheid beperken naargelang van bodemgesteldheid,
verkeer, zicht, helling, aanwezigheid van personeel en
andere factoren die gevaar voor botsingen of lichamelijk
letsel opleveren.
– JLG Hoogwerker –
3122340