1 Voorbereiding
•
Lasapparaat uitschakelen.
•
Gaskop losschroeven van de lastoorts.
•
Lasdraad aan de contacttip kort afknippen.
•
Lasdraad aan het draadaanvoerapparaat een stuk (ong. 50 mm) terugtrekken. Nu is er geen lasdraad
aanwezig in de contacttip.
2 Configuratie
•
Drukknop "Lasparameter of smoorspoelwerking" indrukken en gelijktijdig het lasapparaat inschakelen.
Drukknop loslaten.
•
Drukknop "Lasparameter" bij apparaatbesturing M3.7x-A en M3.7x-C.
•
Drukknop "Smoorspoelwerking" bij apparaatbesturing M3.7x-B en M3.7x-D.
•
Nu kunt u met de draaiknop "Lasparameterinstelling" de desbetreffende parameter selecteren.
Parameter rL1 moet bij alle apparaatcombinaties worden afgesteld. Bij lassystemen met een tweede
stroomkring, als bijv. twee draadaanvoerapparaten op een stroombron worden gebruikt, moet een
tweede afstelling met parameter rL2 worden uitgevoerd.
3 Afstelling/meting
•
De lastoorts met de contacttip onder lichte druk tegen een schone, gereinigde plek van het werkstuk
zetten en toortsknop gedurende ong. 2 sec. indrukken. Er stroomt kortstondig een kortsluitingsstroom
waarmee de nieuwe leidingsweerstand wordt bepaald en weergegeven. De waarde kan tussen de
0 mΩ en 40 mΩ liggen. De nieuwe ingestelde waarde wordt onmiddellijk opgeslagen en vereist geen
verdere bevestiging. Wordt er in de rechter weergave geen waarde weergegeven dan is de meting
mislukt. De meting moet worden herhaald.
4 Lasgereedheid herstellen
•
Lasapparaat uitschakelen.
•
Gaskop vastschroeven op de lastoorts.
•
Lasapparaat inschakelen.
•
Lasdraad opnieuw invoeren.
099-005341-EW505
27.01.2016
Opbouw en functie
Compensatie leidingsweerstand
31