Knop Fn:Witbalans
De persoonlijke witbalans gebruiken
De instellingen voor de witbalans kunnen enigszins variëren, afhankelijk
van de opnameomgeving. U kunt de meest geschikte witbalansinstelling
kiezen voor een bepaalde opnameomgeving door de persoonlijke
witbalans in te stellen.
1. Kies het menu [AFMETING: SH] (
van de witbalans en plaats een vel wit
papier voor de camera, zodat het LSC-
scherm uitsluitend de kleur wit laat zien.
2. MENU/OK knop: Kiest de vorige
aangepaste
witbalans.
sluiter knop: slaat de nieuwe
aangepaste witbalans op.
– De waarde van de persoonlijke witbalans wordt gebruikt vanaf de
volgende foto die u maakt.
– De door de gebruiker ingestelde witbalans blijft effectief totdat deze
wordt overschreven.
)
Wit papier
Knop Fn:Diafragmawaarde
Deze modus stelt de diafragmawaarde voor
automatische belichting in de handmatige
modus in. Kleinere diafragmawaarden maken
het voorwerp scherp maar de achtergrond
wazig. Grotere diafragmawaarden maken
zowel het onderwerp als de achtergrond
scherp.
Diafragmawaarde instellen
Druk op de knop Fn. Druk vervolgens de commandoknop naar links of
rechts om de apertuur waarde in te
Knop Fn:Sluitersnelheid
Deze modus stelt de sluitertijd voor
automatische belichting in de handmatige
modus in. Korte sluitertijden kunnen
een bewegend voorwerp dicht bij een
stilstaande afbeelding vastleggen alsof
het voorwerp niet beweegt. Langzame
sluitertijden kunnen een bewegend
voorwerp vastleggen met een dynamisch
gevoel van beweging.
Sluitersnelheid instellen
Druk op de Fn knop en daarna op de links/rechts knop. Druk op de
opdrachthendel naar links of rechts om de sluitersnelheid in te stellen.
1/30
F3.3
Diafragmawaarde
stellen.
1/30
F3.3
Sluitersnelheid
1
1
045