De opnamemodus kiezen
De modus Smart Auto gebruiken
De camera kiest automatisch de gepaste camera-instellingen
gebaseerd op een gevonden scènetype. Dit is handig als u niet
bekend bent met camera-instellingen voor verschillende scènes.
1. Kies de Smart Auto-modus met behulp
van de functiekiezer. (p.20)
2. Richt de camera op het onderwerp
en stel de opname samen door het
LCDscherm te gebruiken.
3. Druk op de sluiterknop om een
opname vast te leggen.
Als de camera geen scènemodus herkent, worden de
standaardinstellingen gebruikt.
Zelfs als er een gezicht wordt herkend, selecteert de camera
mogelijk een portretmodus, afhankelijk van de positie en de
belichting van het onderwerp.
De camera selecteert mogelijk niet de juiste scène, afhankelijk
van de omstandigheden, zoals een trillende camera, belichting
en de afstand tot het onderwerp.
is uitgeschakeld. De camera schakelt de modus [Statief]
in na een controle van een bepaalde periode van de
opnameomstandigheden van het statief.
De modus voor statief wordt mogelijk niet door de camera
geselecteerd, afhankelijk van beweging van het voorwerp,
ongeacht of u een statief gebruikt.
026
Ê Elke scène wordt herkend bij de volgende omstandigheden:
[LANDSCHAP]
[WIT]
[NACHT]
1
[NACHT-PORTRET] (
[TEGENLICHT]
[TEGENLICHT-PORTRET] (
[PORTRET]
[MACRO]
[MACRO-TEKST] (
[STATIEF]
[ACTIE]
(
) : Voor buitenopnames
(
) : Bij opnames in een erg heldere omgeving
(
) : Bij opnames 's nachts
) : Bij opnames van mensen in een duistere
buitenomgeving
(
) : Bij een opname met tegenlicht zonder portret
) : Bij een portretopname met tegenlicht
(
) : Bij een portretopname
(
) : Bij opnames in close-up
) : Bij tekstopnames in close-up
(
) : Bij opnames zonder beweging met het statief
(
) : Bij opnames met een onderwerp dat vaak
beweegt