Voordat u contact opneemt met een servicecenter
Controleer a.u.b. het volgende.
De camera gaat niet aan.
• De capaciteit van de batterij is laag.
Plaats nieuwe batterijen. (p.15)
• Plaats de batterijen in de juiste richting met omgekeerde polariteit.
Plaats de batterij in overeenstemming met de polariteitsmarkeringen
(+, -).
De stroomvoorziening van de camera valt weg terwijl deze in gebruik is
• De batterij is uitgeput
Plaats een volledig opgeladen batterij.
• De camera gaat automatisch uit
Schakel de camera weer in.
• De camera stopt te functioneren als deze bij lage temperaturen
buitenshuis wordt gebruikt.
Verwarm de camera en batterij door deze in uw zak e.d. te doen, en
plaats de batterij vervolgens vlak voor het maken van opnames in de
camera. Maak daarna de opname.
De camera stopt plotseling terwijl deze in gebruik is.
• De camera is gestopt als gevolg van een storing.
Verwijder de batterij of plaats deze opnieuw en zet de camera aan.
De cameraknoppen werken niet.
• Camerastoring.
Verwijder de batterij of plaats deze opnieuw en zet de camera aan.
110
De camera maakt geen opnamen als u de sluiterknop indrukt.
• Er is onvoldoende geheugencapaciteit.
Verwijder onnodige opnamebestanden.
• De geheugenkaart is niet geformatteerd.
Formatteer de geheugenkaart (p.84).
• De geheugenkaart is uitgeput.
Steek een nieuwe geheugenkaart in.
• De geheugenkaart is beveiligd.
Zie de foutmelding [KAART VERGR. !].
• De camera staat uit.
Schakel de camera in.
• De batterij is uitgeput.
Plaats nieuwe batterijen. (p.15)
• Plaats de batterijen in de juiste richting met omgekeerde polariteit.
Plaats de batterij in overeenstemming met de polariteitsmarkeringen
(+, -).
De foto's zijn niet helder.
• Er is een foto van een onderwerp gemaakt zonder dat een juiste macromodus
is ingesteld
Kies een juiste macromodus om een heldere opname te maken.
• De lens is smoezelig of vuil.
Maak de lens schoon.