VERWARMING : MODULERENDE GASBRANDER 60 OF 120 kW
- Controleer de netspanning (230 V) van de printkaart: de
fase moet op klem 01 en de nul op klem 02 aangesloten
zijn.
- Controleer de bedrading van het 0-10V signaal tussen
klem 64 (polariteit 01 van de 24V) en klem 66 (de + die van
de aandrijving komt).
-
Controleer
de
aansluiting
magneetklep tussen de klemmen 61 en 62 van de
printplaat.
- Selecteer bedrijfsstand nr. 3, uitgang
0 - 330 mA:
• Schakelaar nr. 1
• Schakelaar nr. 2
Hoog vermogen verwarming:
- Zet de potmeter met de aanduiding
'current' (stroom) in de stand 'max'.
- Zet 9V op de Climatic-uitgang; de aandrijving en de
gasklep gaan naar de geheel open stand en de brander
start.
- Stel de waarde voor de maximum-
stroming af op 10,4 mbar (voor aardgas;
bij aardgas uit Groningen is dat 13,1
mbar). Dit gaat met de afstelmoer met
de aanduiding 'maximum pressure'
(maximumdruk).
Laagvermogen verhitting:
- Zet de potmeter met de aanduiding
'current' (stroom) in de stand 'min'.
- Stel de waarde voor de minimum-
stroming af op 2 mbar (voor aardgas;
bij aardgas uit Groningen is dat
2,6 mbar). Dit gaat met de afstelmoer
met de aanduiding 'minimum pressure'
(minimumdruk).
FLEXYII-WSHP-IOM-0110-D
van
de
modulerende
ON
OFF
- Draai de potmeter terug in de richting
van de + totdat de gewenste 10,4
mbar voor aardgas bereikt wordt voor
hoogvermogen verwarmen.
- Controleer dat door 10 V op de Climatic-uitgang te zetten,
de maximumdruk (10,4 mbar voor aardgas) niet wordt
overschreden.
- Controleer op dezelfde wijze, door het losmaken van
de voeding van de magneetklep, dat de druk hetzelfde is
als de eerder geregelde minimumdruk.
- Controleer de juiste reactie van de regelaar van de
Honeywell-kaart door 7 V op de ingang ervan te zetten.
Hij moet al reageren op de positie van de aandrijving en op
de gasstroom, die een lagere waarde moet hebben dan de
maximumstroming.
- Controleer m.b.v. de
Climatic-uitgang de drukken
bij hoog- en laagvermogen
verwarmen. Voer een
fijnafstelling af m.b.v. de
moeren van
de magneetklep.
Pagina 77