5.2
Testluchthoeveelheden en referentieluchthoeveelheden
De systemen zijn in principe af fabriek ingesteld op de juiste hoeveelheden testlucht resp. referentielucht.
De instrumentenlucht-versies zijn ontworpen voor een voordruk van 1-10 bar, bij een hogere voordruk dan 6 bar is het
eventueel nodig de referentieluchthoeveelheid of de testluchthoeveelheid opnieuw af te stellen.
De luchthoeveelheid moet daarbij binnen de volgende bereiken liggen:
Testlucht:
Referentielucht:
5.3
Debiet instellen (elektronica)
Bij systemen met geïntegreerd pneumatisch systeem is het mogelijk om de referentie- resp. testluchthoeveelheid aan
de elektronica in te stellen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de pomp- en instrumentluchtversie:
De pompversie gebruikt de omgevingslucht. Bij de pompversie kan alleen de testluchthoeveelheid worden
ingesteld.
De instrumentluchtversie vereist een externe toevoer van schone, droge en olievrije lucht (instrumentenlucht)
direct op de plaats van de installatie. Hier moet zowel de referentie- als de testluchthoeveelheid worden ingesteld.
8026732/AE00/V1-1/2021-04
150 l/h - 180 l/h
30 l/h - 40 l/h
Service en onderhoud
Afb. 29 - Regelaar-standen voor
testlucht
Afb. 30 - Regelaar-standen voor
referentielucht
(instrumentenlucht-versie)
GEBRUIKSAANWIJZING | ZIRKOR200
(pompversie)
en testlucht
31