6 In bedrijf nemen met de display- en bedieningsmodule
Overige instellingen -
reset
48
Bij een reset worden de door de gebruiker uitgevoerde parameterin-
stellingen naar de standaardwaarden teruggezet (zie tabel hieronder).
Ga als volgt tewerk:
1. Met [->] onder "Overige instellingen" het menupunt "Reset" kie-
zen en met [OK] bevestigen.
2. Met [OK] bevestigen en met [->] de gewenste resetfuncties
kiezen
3. Met [OK] bevestigen, er verschijnt gedurende ca. 5 s de melding
"Reset actief", daarna verschijnt weer het keuzevenster.
Opgelet:
Gedurende de reset wordt via de stroomuitgang het ingestelde
storingssignaal uitgestuurd. In het kader van de asset-manage-
ment-functie wordt de melding "Maintenance" gegeven.
De volgende resetfuncties staan ter beschikking:
Uitleveringstoestand: herstellen van de parameterinstellingen
naar het tijdstip van uitlevering af fabriek incl. de opdrachtspecifieke
instellingen. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij gepro-
grammeerde linearisatiecurve en meetwaarde- en echocurvegeheu-
gen worden gewist. Het event- en parameterveranderingsgeheugen
blijven behouden.
Basisinstellingen: terugzetten van de parameterinstellingen inclusief
de speciale parameters naar de standaardwaarden van het betref-
fende instrument. Een aangemaakte stoorsignaalonderdrukking, vrij
programmeerbare linearisatiecurve en het meetwaardegeheugen
worden gewist. De opdrachtgerelateerde instellingen worden na deze
reset niet in de actuele parameters overgenomen.
De volgende tabel toont het invloedsgebied van de resetfunctie en de
standaardwaarden van het instrument:
VEGAPULS 69 • Profibus PA