5 Op het bussysteem aansluiten
Kabelafscherming en
aarding
Aansluittechniek
Aansluitstappen
28
Opmerking:
De beschermdoppen moeten voor de inbedrijfname door toegela-
ten kabelwartels worden vervangen of met geschikte blindpluggen
worden afgesloten.
Bij kunststofbehuizingen moet de NPT-kabelwartel resp. de cond-
uit-stalen buis zonder vet in het schroefdraadelement worden
geschroefd.
Maximale aandraaimoment voor alle behuizingen zie hoofdstuk
"Technische gegevens".
Houd er rekening mee, dat de kabelafscherming en de aarding
conform de veldbusspecificatie uitgevoerd worden. Wij adviseren,
de kabelafscherming aan beide zijden op de aardpotentiaal aan te
sluiten.
Bij installaties met potentiaalvereffening sluit u de kabelafscherming
direct aan op het aardpotentiaal op het voedingsapparaat, in de
aansluitbox en op de sensor. Daarvoor moet de afscherming in de
sensor direct op de interne aardklem aangesloten worden. De externe
aardklem op de behuizing moet laagimpedant op de potentiaalveref-
fening zijn aangesloten.
5.2
Aansluiten
De aansluiting van de voedingsspanning en de signaaluitgang wordt
via veerkrachtklemmen in de behuizing uitgevoerd.
De verbinding met de display- en bedieningsmodule resp. de interfa-
ce-adapter wordt via contactpennen in de behuizing uitgevoerd.
Informatie:
Het klemmenblok is opsteekbaar en kan van de elektronica worden
afgenomen. Hiervoor klemmenblok met een kleine schroevendraai-
er optillen en uittrekken. Bij opnieuw plaatsen moet deze hoorbaar
vastklikken.
Ga als volgt tewerk:
1. Deksel behuizing afschroeven
2. Eventueel aanwezige display- en bedieningsmodule door iets
draaien naar links uitnemen
3. Wartelmoer van de kabelwartel losmaken en de afsluitplug uitne-
men
4. Aansluitkabel ca. 10 cm ontdoen van de mantel, aderuiteinde ca.
1 cm ontdoen van de isolatie.
5. Kabel door de kabelwartel in de sensor schuiven
VEGAPULS 69 • Profibus PA