Figuur 49
1. Kabel differentieelvergren-
deling
2. Transaxlebeugel
3.
Stel de contramoeren zo af dat er een opening
van 0,25 tot 1,5 mm ontstaat tussen de
veerhaak en de buitenkant van het gat in de
transaxlehendel.
4.
Draai de contramoeren vast als u klaar bent.
Toespoor van voorwielen
afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaar-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
Het toespoor moet 0 tot 6 mm zijn.
1.
Vul de tank met ongeveer 331 liter water.
2.
Controleer de banden en breng ze op spanning;
zie
De bandenspanning controleren (bladz.
3.
U moet de spuitmachine een paar keer naar
voren en achteren laten rijden om de A-armen
te ontspannen; daarna moet u de machine
minstens 3 m vooruit laten rijden.
4.
Meet ter hoogte van de as de afstand tussen de
voorwielen aan de voorkant en de achterkant
van de wielen
(Figuur
Opmerking:
U heeft een hulpmiddel of
uitlijnmaat nodig om de afstand aan de
achterkant van de voorwielen ter hoogte van de
as te meten. Gebruik dit ook om de afstand aan
de voorkant van de voorwielen ter hoogte van
de as te meten
(Figuur
g002425
3. Veer
4. Opening van 0,25 tot
1,5 mm
23).
50).
50).
De voorkant van de wielen moet 0 tot 6 mm
dichterbij staan dan de achterkant van de
voorwielen.
1. Hart-op-hart-afstand –
achterkant wielen
2. Hart-op-hart-afstand –
voorkant wielen
3. Middellijn van as
5.
Als deze afstand buiten het gespecificeerde
bereik valt, moet u de contramoeren aan beide
uiteinden van de trekstangen losdraaien
51).
1. Contramoer
6.
Draai aan beide spoorstangen om de voorzijde
van het wiel naar binnen of naar buiten te
draaien.
Opmerking:
dezelfde lengte hebben.
7.
Draai de contramoeren van de spoorstang weer
vast als de afstelling correct is.
8.
Zorg ervoor dat het stuur in beide richtingen
volledig kan uitslaan.
58
Figuur 50
4. Spanklem
5. Afstand middellijn van as
6. 15 cm
Figuur 51
2. Spoorstang
De spoorstangen moeten
g002006
(Figuur
g002007