Tijdens gebruik
Veiligheid tijdens het werk
Algemene veiligheid
•
De eigenaar/bestuurder is verantwoordelijk voor
ongevallen die kunnen leiden tot lichamelijk letsel
en materiële schade, en hij kan zulke ongevallen
voorkomen.
•
Draag geschikte kleding en uitrusting,
zoals oogbescherming, een lange broek,
stevige schoenen met een gripvaste zool en
gehoorbescherming. Draag lang haar niet los en
draag geen loshangende juwelen.
•
Draag de vereiste persoonlijke beschermingsmid-
delen zoals beschreven in .
•
Gebruik de machine niet als u ziek, moe of onder
de invloed van alcohol, medicijnen of drugs bent.
•
Vervoer geen passagiers op de machine.
•
Bedien de machine uitsluitend als de zichtbaarheid
goed is. Vermijd putten en verborgen gevaren.
•
Voordat u de motor start: zorg dat u zich in de
bestuurderspositie bevindt, de transmissie in de
neutraalstand staat en de parkeerrem in werking
is gesteld.
•
Blijf zitten wanneer de machine in beweging is.
Houd indien mogelijk het stuurwiel met beide
handen vast en houd uw armen en benen altijd
binnen het compartiment van de bestuurder.
•
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde
hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die
uw zicht kunnen belemmeren.
•
Voordat u achteruitrijdt, moet u achterom kijken
om er zeker van te zijn dat er zich niemand achter
u bevindt. Rij langzaam achteruit.
•
Spuit nooit als er mensen, met name kinderen, en
huisdieren in de buurt zijn.
Figuur 25
•
Spuit niet in de buurt van steile hellingen, greppels
of dijken. De machine kan plotseling omslaan
als een wiel over de rand komt, of als de rand
afbrokkelt.
•
Neem gas terug en verminder de lading als u moet
rijden op oneffen terrein en vlak langs wegranden,
kuilen en andere onverwachte veranderingen in
het terrein. De lading kan gaan schuiven waardoor
de machine haar stabiliteit verliest.
•
Onverwachte veranderingen in het terrein
kunnen leiden tot abrupte bewegingen van het
stuurwiel die letsel aan handen en armen kunnen
g216323
veroorzaken. Pak het stuurwiel losjes aan de rand
vast. Houd uw handen uit de buurt van de spaken
van het stuurwiel.
•
Stop de machine, zet de motor uit, verwijder
het sleuteltje, stel de parkeerrem in werking en
controleer op schade als u een voorwerp heeft
geraakt of de machine abnormaal begint te trillen.
Voer alle noodzakelijke reparaties uit voordat u de
machine weer in gebruik neemt.
•
Verminder uw snelheid en wees voorzichtig
als u een bocht maakt of wegen en voetpaden
oversteekt met de machine. Verleen altijd
voorrang.
•
Wees extra voorzichtig als u de machine
gebruikt op een nat oppervlak, in ongunstige
weersomstandigheden, bij hogere snelheden of
als de machine zwaar geladen is. De stoptijd en de
remweg zullen groter zijn in deze omstandigheden.
•
Raak de motor of de geluiddemper niet aan
als de motor loopt of direct nadat u deze heeft
afgezet. Deze kunnen heet zijn en brandwonden
veroorzaken.
•
Doe het volgende voordat u de bestuurdersstoel
verlaat:
– Zet de machine af.
– Zet de transmissie in NEUTRAAL
(handgeschakelde transmissie) of in de
PARKEERstand (automatische transmissie).
– Stel de parkeerrem in werking.
– Zet de motor af.
– Verwijder het sleuteltje.
•
Het uitlaatgas van de motor is fataal als dit wordt
ingeademd. Laat de motor niet binnenshuis of in
een afgesloten ruimte draaien.
•
U mag een machine met draaiende motor nooit
onbeheerd achterlaten.
•
Gebruik de machine niet als het kan bliksemen.
•
Gebruik alleen door The Toro® Company
goedgekeurde accessoires en werktuigen.
33