5)
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik / Instructies voor installatie
5.1)
De transmitter moet buiten de explosiegevaarlijke zone worden geïnstalleerd in een behuizing met een
minimale beschermingsgraad van IP 20 volgens IEC Publicatie 529.
5.2)
De transmitter moet zodanig worden geïnstalleerd dat er minstens 3 mm ruimte is tussen blootgestelde
onderdelen van intrinsiek veilige schakelingen en metalen onderdelen van de behuizing, en minstens 6 mm
tussen blootgestelde onderdelen van intrinsiek veilige schakelingen en blootgestelde onderdelen van de
niet-intrinsiek veilige schakelingen.
5.3)
Bij type 3500*****A1B**** moeten de aansluitklemmen voor uitwendige intrinsiek veilige schakelingen
zodanig worden aangebracht, dat de afstand tussen deze klemmen en die van niet-geïsoleerde
stroomdraden van niet-intrinsiek veilige schakelingen minstens 50 mm bedraagt, of dat zij in
overeenstemming met EN 50020 clausule 6.4.1 door een zener barrière worden gescheiden.
ATEX installatie-instructies EB-20000255 rev. B
Model 3500 transmitters
17