4 Bediening
2
Groene signaallamp warmstartfunctie/warmwater
permanent aan: Warmstartfunctie is
ingeschakeld
uit:
Warmstartfunctie is
uitgeschakeld en er wordt geen
warm water getapt
knippert:
Warm water wordt getapt of de
warmstartfunctie verwarmt het
water bij
3
Gele signaallamp
permanent aan: Brander aan
4
Rode signaallamp
permanent aan: Storing in toestel, een
storingscode wordt weergegeven
Alleen in combinatie met vrnetDIALOG:
Zolang het symbool op het display verschijnt,
wordt door het toebehoren vrnetDIALOG de CV-
aanvoertemperatuur en warmwater-
uitstroomtemperatuur ingesteld, dat betekent dat
het toestel werkt met andere temperaturen dan
die met de draaiknoppen (10) en (11) zijn
ingesteld
Deze gebruiksfunctie kan alleen beëindigd
worden:
– door vrnetDIALOG of
– door veranderen van de temperatuurinstelling
met de draaiknoppen (10) of (11) met meer dan
± 5 K.
Deze gebruiksfunctie kan niet beëindigd worden:
– door op de toets (9) „Reset" te drukken
of
– door uit- of inschakelen van het toestel.
4.3
Maatregelen voor inbedrijfstelling
4.3.1
Afsluitvoorzieningen openen
h
Aanwijzing!
De afsluitvoorzieningen worden niet
meegeleverd met uw toestel. Ze worden apart
door de installateur geïnstalleerd. Vraag hem
om informatie over positie en onderhoud van
deze componenten.
• Open de gaskraan tot de vaste aanslag.
• Controleer of de onderhoudskranen voor aanvoer- en
retourleiding van de CV-installatie zijn geopend.
• Open de koudwaterstopkraan.
Ter controle kunt u bij een warmwaterkraan bij een
aftappunt proberen of daar water uitkomt.
10
4.3.2 Installatiedruk controleren
Aanwijzing:
h
Om het gebruik van de installatie met een te
kleine hoeveelheid water te vermijden en om te
voorkomen dat daardoor schade ontstaat,
beschikt uw toestel over een waterdruksensor.
Deze signaleert bij onderschrijding van 0,6 bar
het druktekort als op de display de drukwaarde
knipperend wordt weergegeven.
Bij onderschrijding van een druk van 0,3 bar
wordt uw toestel uitgeschakeld. Op het display
verschijnt de storingsmelding F.22. Om het
toestel weer in bedrijf te nemen, moet de
installatie eerst met water worden gevuld.
Afb. 4.5 Vuldruk van de CV-installatie controleren
• Controleer bij de inbedrijfstelling de vuldruk van de
installatie op de manometer (1). Voor een correct
bedrijf van de CV-installatie moet bij koude installatie
de wijzer op de manometer in het donkergijze gebied
staan. Dit komt overeen met een vuldruk tussen 1,0 en
2,0 bar. Staat de wijzer in het lichtgrijze bereik
(< 0,8 bar), dan moet vóór de inbedrijfstelling water
bijgevuld worden (zie hoofdstuk 4.9.4).
Gebruiksaanwijzing ecoTEC