Voor de
indienstname
Na succesvolle dichtheidscontrole
dient de vacuümpomp door
middel van het manometerstation
aan de ventielaansluitingen van
het buitendeel (zie hoofdstuk
„Dichtheidscontrole") aangesloten
te worden en een vacuüm
gecreëerd.
Voor de eerste indienstname
van de toestellen en na ingriipen
in de koelkringloop dienen de
volgende controles uitgevoerd
worden en genoteerd in het
indienstnameprotocol:
Controle van alle koelmiddel-
■
leidingen en -ventielen met
lekzoekspray of zeepwater op
dichtheid en op het per ongeluk
verwisselen van zuig- en
inspuitleiding, bij stilstand van
de toestellen.
Controle van de
■
koelmiddelleidingen en het
bedwingen van beschadigingen.
Controle van de elektrische
■
verbinding tussen binnentoestel
en buitendeel op juiste
polariteit.
Controle van alle bevestigingen,
■
ophangingen etc. op behoorlijke
houding en correct niveau.
OPGELET
Let er op dat het gebruikte
koelmiddel steeds in vloeibare
vorm gebruikt wordt voor het
vullen!
AANWIJZING
De koelmiddelvulhoeveelheid
dient gecontroleerd te
worden aan de hand van de
oververhitting
Koelmiddel toevoegen
OPGELET
Tijdens de omgang met
koelmiddel dient beslist
beschermkledij gedragen te
worden.
De toestellen hebben een basis
koelmiddelvulling. Daarenboven is
bij koelmiddelleidingslangen
van meer dan 5 meter enkele
lengte per kring extra koelmiddel,
overeenkomstig onderstaande
tabel, bij te voegen:
ML
ML
261
351
Enkele
Extra vulhoeveelheden
leidingslengten
Tot en met.
0 g/m
5 m
5 m tot max.
25
25
25 m
g/m
g/m
Indienstname
AANWIJZING
De indienstname mag slecht
gebeuren en gedocumenteerd
worden door speciaal
geschoold vakpersoneel.
Nadat alle bouwdelen aangesloten
en gecontroleerd zijn, kan de
installatie in werking genomen
worden. Ter beveiliging van de
behoorlijke werking dient voor
de overgave aan de gebruiker
een werkingscontrole uitgevoerd
te worden, om eventuele
onregelmatigheden tijdens de
werking van de toestellen te
onderkennen.
AANWIJZING
Controleer de dichtheid
van de afsluitventielen en
ventielkappen na elke ingreep
in de koelkring. gebruik ev.
geschikt dichtingsmateriaal.
Functiecontrole en
testloop
Controle van volgende punten:
Dichtheid van de
■
koelmiddelleidingen.
Gelijkmatige loop van
■
compressor en ventilator.
Afgave koude lucht aan het
■
binnentoestel en verwarmde
lucht aan het buitendeel in
koelwerking.
ML
ML
521
681
Functiecontrole van het
■
binnentoestel en alle
programmaaflopen.
25
45
Controle van de
■
g/m
g/m
oppervlaktetemperatuur
van de zuigleiding
en onderzoek van de
verdamperoververhitting. Hou
voor de temperatuurmeting
de thermometer aan de
zuigleiding en trek van de
gemeten temperatuur de
aan de manometer afgelezen
kookpunttemperatuur af.
Documentatie van de
■
gemeten temperaturen in
indienstnameprotocol.
Werkingstest van de
werkingsmodus koelen en
verwarmen
1. Neem de afsluitkappen van de
ventielen.
2. Begin de indienstname, waarbij
de afsluitventielen van het
buitendeel kortstondig geopend
worden, tot de manometer een
druk van ca.
2 bar aangeeft.
3. controleer de dichtheid van
alle geplaatste verbindingen
met lekzoekspray of geschikte
toestellen.
23