1. Motor van de messenkooi
2. Sleufas
8. Monteer een grasvanger op de haken aan de
ophangarm.
9. Herhaal deze procedure bij de andere maaidekken.
10. Sluit de snelkoppelingen van de voeding naar de
maaidekken aan, zie
(bladz.
25).
De maaidekken verwijderen
1. Koppel de snelkoppelingen voor de voeding naar de
maaidekken los, zie
(bladz.
25).
VOORZICHTIG
Als u de voeding naar de maaidekken niet
onderbreekt, bestaat de kans dat iemand de
maaidekken per ongeluk start. Hierdoor kan
ernstig letsel aan handen en voeten ontstaan.
Koppel altijd de snelkoppelingen voor de
voeding naar de maaidekken los voordat u
werkzaamheden aan de maaidekken gaat
uitvoeren.
2. Parkeer de machine op een schoon en horizontaal
oppervlak, laat de maaidekken tot op de grond neer tot
de ophanghydrauliek volledig is uitgetrokken. Zet de
motor af en stel de parkeerem in werking.
3. Duw de motorbevestigingsstang uit de sleuven op de
motor in de richting van het maaidek en verwijder de
motor uit het maaidek.
Figuur 35
3. Holte
4. Motorbevestigingsstang
Snelkoppelingen maaidekstroom
Snelkoppelingen maaidekstroom
1. Motor van de messenkooi
4. Zet de motor in de opbergruimte op de voorkant van
de ophangarm
Opmerking: Als u de maaimessen slijpt, de
maaihoogte instelt of onderhoudswerkzaamheden
aan een maaidek verricht, moet u de motoren van de
messenkooien van het maaidek in de opbergruimte
op de voorkant van de ophangarmen plaatsen om
beschadiging te voorkomen.
Belangrijk: Breng de ophanging niet omhoog
in de transportstand als de messenkooimotoren
zich in de houders in het frame van de machine
bevinden. Dit kan schade aan de motoren of
slangen tot gevolg hebben. Als u de machine moet
verplaatsen terwijl de maaidekken niet gemonteerd
zijn, bevestig deze dan met kabelklembanden aan
de ophangarmen.
32
Figuur 36
2. Motorbevestigingsstang
(Figuur
37).
Figuur 37