Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Bereik van de bandendruk: 0,55 tot 1,52 bar
Belangrijk: De maximale bandenspanning op de wang
van de band niet overschrijden.
Opmerking: De vereiste bandenspanning is afhankelijk van
het gewicht dat u van plan bent te transporteren.
1. Controleer de bandenspanning.
Opmerking: De luchtdruk in de voor- en
achterbanden moet liggen tussen 0,55 tot 1,52 bar.
•
Gebruik een lagere bandenspanning voor lichtere
ladingen, voor minder bodemcompactie, voor een
soepeler rijgedrag en voor minder bandensporen
op de grond.
•
Gebruik een hogere bandenspanning om zwaardere
ladingen met hogere snelheid te transporteren.
2. Indien nodig dient u de luchtdruk in de banden aan te
passen door lucht in de banden te pompen of deze af
te laten.
Werking en gebruik van het
accusysteem
Werking van een semitractieaccu
De machine bevat 8 met loodzwavelzuur gevulde
semitractieaccu's die zorgen voor de voeding van de motor
en de accessoires. Een semitractieaccu verschilt van een
accu die wordt gebruikt in een auto. Een autoaccu moet een
stroomstoot geven om de motor te starten en zorgen voor de
elektrische energie voor de verlichting en de accessoires als de
motor is afgezet of stationair loopt. De wisselstroomdynamo
laadt vervolgens de accu voortdurend op als de auto rijdt. Als
gevolg hiervan zal de laadtoestand van een autoaccu zelden
lager zijn dan 90% van het maximale niveau.
Een semitractieaccu is bedoeld als de belangrijkste
stroombron en moet constant vermogen leveren. Een
semitractieaccu ontlaadt gewoonlijk tot 20-30% van de
maximale laadtoestand. Een dergelijke ontlading wordt
beschouwd als een diepe ontlading.
Een loodzwavelzuuraccu produceert stroom dankzij een
chemische reactie tussen loden platen en zwavelzuur. Als
de accu wordt opgeladen, wordt de chemische reactie
omgekeerd, waardoor de accu opnieuw stroom produceert.
Een accu is onderhevig aan slijtage en heeft een beperkte
levensduur
(Figuur
15). Een nieuwe accu heeft een
inrijperiode nodig om een efficiënte stroomproductie op gang
te brengen. Deze inrijperiode moet gewoonlijk 20 tot 50
ontlaad-/laadcycli omvatten.
Tabel levensduur accu
1. Accuvermogen
2. Ontlaad-/laadcycli
3. Inrijperiode (20 tot 50 cycli)
Na de inrijperiode zal de accu vele cycli lang een hoog
vermogen hebben. Het aantal cycli waarin een accu goede
prestaties zal leveren, is afhankelijk van de volgende zaken:
•
Onderhoud van de accu – verkeerd onderhoud zal de
levensduur van een accu aanzienlijk bekorten.
•
Diepte van de ontlading tussen laadcycli – hoe dieper
een accu wordt ontladen tussen de laadcycli, des te
korter zal de levensduur van de accu zijn, zeker als
de accu regelmatig diep wordt ontladen.
•
Laadfrequentie - het verdient aanbeveling een accu steeds
op te laden als deze niet wordt gebruikt. Volledige
ontlading van de accu's zal schade veroorzaken en
de levensduur ervan bekorten.
•
Laag waterpeil – als de loden platen bloot komen te
liggen, kunnen de accu's permanent beschadigd
worden. Doe het volgende om het peil van het accuzuur
te behouden:
– Vul de accu's om de twee weken bij met gedistilleerd
water; zie
De accu's bijvullen met gedistilleerd water.
(bladz.
33).
– Vul de accu's bij met gedistilleerd water voordat u
deze oplaadt; zie
accu's bijvullen met gedistilleerd water. (bladz.
Aan het einde van de levensduur van een accu zal de coating
op de loden platen slijten, waardoor de accu zijn vermogen
om stroom te produceren, snel verliest.
Gebruik van het accusysteem
Als de accu's volledig zijn opgeladen, zullen er op de
accumeter van links naar rechts 10 streepjes zichtbaar zijn
(Figuur
16).
21
Figuur 15
4. Beste deel van levensduur
van accu
5. Einde van levensduur van
accu
Accu's opladen (bladz. 33)
en
De
33).