GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn
dieselbrandstof en brandstofdampen
uiterst ontvlambaar en explosief.
Brand of explosie van brandstof kan
brandwonden of materiële schade
veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een
afgezette of koude motor bijvullen.
Eventueel gemorste brandstof
opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal.
Vul de brandstoftank totdat het peil
6 mm tot 13 mm van de onderkant
van de vulbuis staat. Dit geeft de
brandstof in de tank ruimte om uit te
zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof
bezig bent en houd de brandstof weg
van open vlammen of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone,
veilige en goedgekeurde containers
en zorg dat de dop op zijn plaats blijft.
3.
Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjec-
tiepomp open
(Figuur
Figuur 31
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
4.
Draai het contactsleuteltje naar de stand Aan.
De elektrische brandstofpomp begint te werken.
Hierbij komt er lucht bij de ontluchtschroef naar
buiten. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat
er een volle straal brandstof bij de schroef naar
buiten komt.
5.
Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het
sleuteltje op UIT.
31).
g008891
Opmerking:
Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten. Indien
de motor echter niet start, kan er lucht tussen de
injectiepomp en de injectors zitten; zie Injectors
ontluchten.
Het veiligheidssysteem
controleren
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van
de machine. Dit kan lichamelijk letsel
veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van
de interlockschakelaars en vervang
beschadigde schakelaars voordat u de
machine weer in gebruik neemt.
1.
Let erop dat alle omstanders buiten het
maaigebied blijven. Houd uw handen en voeten
uit de buurt van de maaidekken.
2.
Met de bestuurder op de stoel mag de motor niet
starten als de schakelaar voor de maaidekken
of de tractieregeling is ingeschakeld. Verhelp
het probleem als het systeem niet naar behoren
werkt.
3.
Neem plaats op de stoel, plaats het tractiepedaal
in de neutraalstand, ontgrendel de parkeerrem
en zet de schakelaar van de maaidekken in de
stand Uit. De motor moet starten. Sta op uit de
stoel en druk langzaam het tractiepedaal neer,
de motor moet binnen drie seconden stoppen.
Verhelp het probleem als het systeem niet naar
behoren werkt.
Opmerking:
De machine is uitgerust met een
interlockschakelaar op de parkeerrem. De motor
stopt als het tractiepedaal wordt ingedrukt terwijl de
parkeerrem in werking is gesteld.
De tractie-eenheid slepen
In noodgevallen kan de machine over een korte
afstand worden gesleept. Toro beveelt dit echter niet
aan als standaardprocedure.
Belangrijk:
U mag de machine niet sneller
dan 3 tot 4 km per uur slepen omdat anders
het aandrijfsysteem kan worden beschadigd.
32