Fotostanden gebruiken
Dit onderdeel geeft een beschrijving van de
beschikbare fotostanden. Afhankelijk van de stand
kunnen bepaalde instellingen worden gewijzigd.
Meer informatie over de aanpasbare functies vindt
u onder "Menu's voor fotofuncties" op bladzijde 25.
De beste stand gebruiken om de
scène te fotograferen (stand )
1
Zet de functieknop op .
●
Houd de knop E ingedrukt om een beschrijving van
de geselecteerde stand op te roepen.
2
Gebruik kl om de beste
fotostand voor de scène te selecteren
en druk op de knop E.
Indicator
opnamestand
N
Gebruik het menu om naar een ander
motiefprogramma te gaan. [J ] (Blz. 29)
PORTRAIT
EXIT
SET
OK
MENU
12
M
ORM
IN
De huidstint en -textuur egaler
maken (stand I)
De camera detecteert het gezicht van een persoon
en geeft de huid een zachte, stralende tint bij het
nemen van de foto.
1
Zet de functieknop op I.
2
Richt de camera op het onderwerp.
Controleer het kader dat rond het
door de camera gedetecteerde
gezicht verschijnt, en druk op de
ontspanknop om de foto te maken.
●
Zowel het onbewerkte als het bewerkte beeld
worden opgeslagen.
●
Als het beeld niet kan worden geretoucheerd, wordt
enkel het onbewerkte beeld opgeslagen.
Voor sommige onderwerpen verschijnt het
kader niet of niet onmiddellijk. Het is bovendien
mogelijk dat deze functie bij bepaalde
onderwerpen geen zichtbare effecten oplevert.
[IMAGE SIZE] van het geretoucheerde beeld
4
is beperkt tot [J] of kleiner.
I modusindicator
12
M
N
ORM
4
IN
NL
17