De afzonderlijke aansluitingswerkzaamheden zijn in de volgende tabel en in het
aansluitingsschema op pag. 28 genoemd. Ook moet men letten op de verklaringen in hoofdstuk 9,
elektrisch bedieningskast (positie van bedieningselementen, tekening binnenkant bedieningskast).
Enkelvoudige installatie – let op de veiligheidsinstructie
Werkzaamheden
Stroomaansluiting
Motorleiding en
motorthermostaat
Niveau-ingangen "aan", "alarm"
Uitgang "potentiaalvrij contact"
5.4 Afsluiting elektrowerkzaamheden
Na de volledige elektrische aansluiting moet de deksel van de bedieningskast weer correct met 4
schroeven worden gesloten.
5. Elektrische aansluiting
Beschrijving
* De stroomtoevoerleiding moet een multipolaire
hoofdschakelaar hebben, die duidelijk voor de regeling is
gemarkeerd.
* De voorgeschreven zekering mag niet sterker zijn dan 16A.
* De stroomaansluiting voor de gehele installatie moet een
veiligheidsstekker met 1,7 m snoer zijn.
* De motorleiding moet volgens de genummerde geleiders
aan de klemmen van het klemmenblok "motor" worden
aangesloten. (op volgorde letten)
Motor PE = klem PE
Motor U1/Z1 = klem 2
Motor U2 = klem 1
Motor Z2 = klem 3
Temperaturrschakelaar T 1 = klem 4
Temperaturrschakelaar T 2 = klem 5
* De zekeringsgeleider moet aan de klem PE van het
klemmenblok "motor" worden aangesloten.
* De kabel-einden van de drukschakelaar moeten aan de
gemarkeerde klemmen worden aangesloten. (witte geleider
rechts, bruine links aan de ingang "aan", groene geleider
rechts en gele links aan de ingang "alarm").
* Het klemmenblok van de niveau-ingangen mag met geen
ander stroomcircuit worden verbonden.
* De klemmen zijn met schakelsymbolen gekentekend.
* Het relais is ontworpen voor schakelingen van 230 V / 2A.
De stroom moet extern door passende maatregelen aan
deze waarde worden aangepast.
* Met het potentiaalvrije contact worden stroomuitval,
waarschuwingen en fouten via een relais (wisselaar) zonder
zekeringsschakeling en zonder zekering gemeld.
* Inductieve belastingen moeten extern worden ontstoord.
De rusttoestand (stroomloos) van het relais is op de platine
afgedrukt.
* De relaiscontacten hebben geen interne verbinding met
toevoer- of bedrijfsspanningen van de regeling en zijn
hiervan veilig gescheiden tot een werkspanning van 300 V
volgens tabel D.10 van norm EN 61010
(overspanningscategorie 2, vervuilingsgraad 2).
!
17