6. Controleer of de deur in de behuizing van de
spanningsisolatie gesloten is. Controleer of de
veiligheidskoppelingen (interlocks) geactiveerd
zijn en goed werken.
7. Zorg dat het systeem voor elektrische isolatie in
de 'isolatie'-modus is: in deze modus isoleert het
de vloeistofspanning t.o.v. aarde.
8. Om luchtspleten in de vloeistofkolom te
elimineren, dient u voldoende vloeistof te spuiten
om de lucht tussen het systeem voor elektrische
isolatie en het spuitpistool te verwijderen.
Een luchtspleet in de vloeistofslang kan de
elektrische continuïteit tussen het spuitpistool en
de geïsoleerde vloeistoftoevoer onderbreken en
een lage spanningswaarde veroorzaken op een
spanningsmeter die wordt aangesloten op de
geïsoleerde vloeistoftoevoer.
9. Controleer de kap en loop van het spuitpistool op
opgehoopte overspray. Overmatige overspray
kan een geleidingsbaan naar de geaarde
pistoolhandgreep vormen. Installeer een nieuwe
pistoolkap en reinig de buitenkant van het pistool.
10. Inspecteer het volledige systeem op zichtbare
vloeistoflekkage en repareer eventuele
vloeistoflekken. Besteed speciale aandacht aan
de volgende gebieden:
• De pakkingzone van het spuitpistool.
• Vloeistofslang: controleer op lekkage of
uitstulpingen in de buitenmantel. Deze kunnen
duiden op inwendige lekkage.
• inwendige onderdelen van het systeem voor
elektrische isolatie
Tests
Tests
Tests
Als u nog steeds geen spanning hebt, scheid dan
het spuitpistool en de slang van het systeem voor
elektrische isolatie en controleer met de volgende
test of het pistool en de slang afzonderlijk onder
spanning komen.
1. Spoel het systeem met water en laat het water
in de leidingen staan.
2. Ontlaad de systeemspanning (zie
Procedure voor het ontladen van
vloeistofspanning en aarding, page
3. Volg de
Drukontlastingsprocedure, page
3A8662B
4. Koppel de vloeistofslang los van het systeem
voor elektrische isolatie.
Laat geen water uit de vloeistofslang lekken,
omdat dit een aanzienlijke luchtspleet in de
vloeistofkolom tot de pistoolelektrode kan
veroorzaken. Hierdoor kan de geleidingsbaan
onderbroken worden en een mogelijk defecte
zone verhullen.
5. Plaats het uiteinde van de slang zo ver mogelijk
van een geaard oppervlak. Het uiteinde van de
slang moet zich minimaal 0,3 m (1 ft) van elke
aarde bevinden. Zorg dat niemand zich binnen
een afstand van 0,9 m (3 ft) van het uiteinde van
de slang bevindt.
6. Zet het ES aan/uit-ventiel op AAN en druk de
trekker van het pistool precies zolang in tot
de lucht naar het pistool wordt ingeschakeld,
maar de vloeistof niet. Meet de spanning bij de
pistoolelektrode met een spanningsvoeler en
-meter.
7. Ontlaad de systeemspanning door 30 seconden
te wachten en de pistoolelektrode vervolgens
aan te raken met een geaarde stang.
8. Controleer de meterwaarde:
• als de waarde 40 tot 50 kV bedraagt, zijn
• als de waarde minder dan 40 kV bedraagt, zit
9. Spoel de vloeistofslang en het pistool met
voldoende lucht om de vloeistofleidingen te
drogen.
10. Zet het ES aan/uit-ventiel op AAN en druk de
trekker van het pistool in. Meet de spanning bij
de pistoolelektrode met een spanningsvoeler en
-meter.
• Als de meterwaarde 40-50 kV bedraagt, is
• Als de meterwaarde minder
26).
25.
het pistool en de vloeistofslang in orde en zit
het probleem in het systeem voor elektrische
isolatie.
het probleem in het pistool of de vloeistofslang.
de voeding van het pistool in orde en is er
waarschijnlijk sprake van een diëlektrische
storing in de vloeistofslang of het pistool. Ga
verder met stap 11.
dan 40 kV bedraagt, doe dan
de
Elektrische testen, page 32
weerstand van het pistool en de voeding te
controleren. Als uit deze tests blijkt dat het
pistool en de voeding in orde zijn, gaat u verder
met stap 11.
Probleemoplossing
om de
35