5 . ONDERHOUD
5.1 De besproeiingsbesturing reinigen:
Gebruik geen bijtende of schurende schoonmaakmiddelen.
v Reinig de besproeiingsbesturing met een vochtige doek (gebruik geen
oplosmiddelen).
6 . OPSLAG
6.1 Opslaan:
Het product moet uit de buurt van kinderen worden opgeborgen.
De bewateringsventielen kunnen bij temperaturen onder 5 °C permanente
schade oplopen. We adviseren de volgende maatregelen te nemen vóór de
eerste vorst:
1. Sluit de waterkraan en maak de verbindingsslang tussen de waterkraan en
de GARDENA aansluitdoos (art. 2722) los.
2. Als het bewateringssysteem rechtstreeks op het waternet van het huis is
aangesloten: sluit de watertoevoer en open de aftapkraan in de
huiswaterleiding.
3. Zet de keuzehendel van alle ventielen op stand 'ON'.
4. Maak het bewateringsventiel/de ventielbox leeg.
Dat kan als volgt:
• het systeem met perslucht leegmaken
– of –
• alle ventielen demonteren en op een vorstvrije plaats bewaren
– of –
• bij ventielbox V3 de afwateringsdop openen en de toevoerleiding leegma-
ken. Als de leidingen vanuit de ventielbox V3 leeggemaakt worden via een
ontwateringsventiel (bijv. in de GARDENA verzonken sproeiers), dat niet
hoger geplaatst is dan het beregeningsventiel, kunnen de beregeningsven-
tielen in de ventielbox gemonteerd blijven.
• de smart besproeiingsbesturing kan geïnstalleerd blijven als die buiten wer-
king gesteld wordt.
23