Tijdens gebruik
De machine starten
1.
Ga op de bestuurdersstoel zitten.
2.
Zet de parkeerrem vrij.
3.
Zorg ervoor dat de messchakelaar (aftakas) is
uitgeschakeld.
4.
Zet de rijmodusschakelaar naar de
N
.
EUTRAALSTAND
5.
Draai het contactsleuteltje naar de stand A
Met de machine rijden
Opmerking:
Wees altijd voorzichtig als u
achteruitrijdt of draait.
1.
Zet de parkeerrem vrij.
2.
Zet de rijmodusschakelaar in de stand V
of A
.
CHTERUIT
3.
Zet uw voet op het tractiepedaal en trap het
pedaal langzaam in om te beginnen rijden.
Opmerking:
Hoe verder u het pedaal intrapt,
des te sneller zal de machine rijden.
4.
Laat het tractiepedaal opkomen en trap
langzaam het rempedaal in om de machine te
stoppen of te vertragen.
Opmerking:
Stop de machine voordat u van
richting verandert naar vooruit of achteruit.
De machine afzetten
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak.
2.
Schakel de maaimessen uit.
3.
Stel de parkeerrem in werking.
4.
Draai het sleuteltje naar de stand U
verwijder het.
De messchakelaar (aftakas)
bedienen
De messchakelaar (aftakas) start en stopt de
maaimessen.
Messchakelaar (aftakas)
inschakelen
Zorg ervoor dat de rijmodusschakelaar in de stand
V
OORUIT
Zie
Knop achteruit maaien (bladz. 15)
.
AN
maaien.
OORUIT
Messchakelaar uitschakelen
Opmerking:
uitgeschakeld wanneer u de machine in achteruit
gebruikt (wanneer u de knop voor achteruit maaien
niet gebruikt) of wanneer de bestuurder overeind komt
uit de stoel.
en
IT
19
staat voordat u de maaimessen inschakelt.
Figuur 11
De maaimessen worden automatisch
Figuur 12
voor achteruit
g008945
g009174