Bij het rijden op een helling met een neiging tussen 35 en 58 graden wordt aanbevolen om
diagonaal over de heuvel te rijden.
Voer bochten zo uit, dat u de voorkant van de machine naar de heuvel draait en tegelijkertijd
naar voren rijdt en direct daarna achteruitrijdt. Daarna rijdt u opnieuw vooruit en voert u
tegelijkertijd het laatste deel van de bocht uit.
De bediende moet zich op een plek bevinden, zoals aangegeven op bovenstaande schets.
Tijdens het rijden op hellingen is het belangrijk dat de bediende zich concentreert en op zijn
hoede is voor mogelijke gevaren of wijzigingen in het terrein. De ervaring leert dat dit
belangrijk is.
Als de bediende gedwongen is de machine op een helling stil te zetten, dan moet de machine
altijd met de rupsbanden diagonaal op de heuvel staan. Zo voorkomt u dat de machine
eventueel van de heuvel naar beneden glijdt.
-
Voorkomen plotse versnellingen, snelle bochten, of plotseling
remmen.
-
Langzaam rijden, dwz. onder de 50 % op de afstandsbediening.
-
Vermijd rijden op gemaaid materiaal, want dan bestaat het risico dat
de machine gaat glijden.
-
Wees voorzichtig als u vanuit de zon in de schaduw komt, omdat de
ondergrond nat kan zijn.
-
Vermijd gaten en pulverige ondergrond.
Pagina 17 / 50